Translation of "Wygrał" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Wygrał" in a sentence and their dutch translations:

Kto wygrał?

- Wie won er?
- Wie heeft gewonnen?

Tom wygrał.

Tom won.

Znów wygrał wyścig.

Hij won de race opnieuw.

Tom wygrał wyścig.

Tom won de wedloop.

Tom wygrał darmowy samochód.

Tom heeft een gratis auto gewonnen.

Harvard wygrał tylko cztery razy.

won Harvard slechts vier keer.

Stawił czoła losowi i wygrał.

Hij heeft het lot getart en is geslaagd.

Tom wygrał darmową wycieczkę do Bostonu.

Tom heeft een gratis reis naar Boston gewonnen.

Każdy z trzech chłopców wygrał nagrodę.

Elk van de drie jongens hebben een prijs gewonnen.

W 2016 roku wybory prezydenckie wygrał Donald Trump,

leidde dat uiteindelijk tot de verkiezing van Donald Trump in 2016,

Gdybyś wygrał na loterii, co kupiłbyś za te pieniądze?

Als jullie de loterij zouden winnen, wat zouden jullie dan kopen voor dat geld?

- Ken pobił mnie w szachy.
- Ken wygrał ze mną w szachy.

Ken heeft tegen mij gewonnen met schaken.