Examples of using "Mieszkam" in a sentence and their dutch translations:
Ik woon hier in de buurt.
Ik woon hier.
Ik woon alleen.
Ik woon in Białystok.
Ik woon in Kakogawa.
Ik woon in Tbilisi.
Ik woon in Japan.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Ik woon in een provincie.
- Ik woon in deze wijk.
- Ik woon in deze buurt.
Ik woon in Milaan.
Ik woon in een appartement.
Ik woon op het platteland.
Ik woon in Boston.
Ik woon in Kobe.
- Ik woon in de stad.
- Ik woon in een stad.
Ik woon met een egel.
Ik woon in Warschau.
Ik woon in Hongarije.
- Ik woon op Malta.
- Ik woon in Malta.
Nu woon ik hier.
Ik woon op een boerderij.
Ik woon hier sinds 1990.
In de zomerperiode logeer ik bij mijn tante.
Weet je waar ik woon?
Ik woon niet in Finland.
Ik heb hier lange tijd gewoond.
Ik woon nog steeds in Boston.
Ik woon in Noord-Zweden.
Ik woon niet in Helsinki.
Ik woon en werk hier.
Ik woon in het stadscentrum.
Ik woon nu in Kyoto.
Ik woon in dit gebied.
Ik woon sinds gisteren in Kobe.
Ik woon en werk in Mexico.
Ik woon al drie jaar in Boston.
Ik woon sinds drie maanden in Australië.
- Ik ben Japanner, maar ik woon niet in Japan.
- Ik ben Japans, maar ik woon niet in Japan.
- Ik ben Japanner, maar woon niet in Japan.
Ik woon nu in Helsinki, maar ik kom oorspronkelijk uit Kuopio.
Ik woon al in Tokio sinds 1985.
Bij ons sneeuwt het in januari.
Ik woon bij de zee, dus ik ga vaak naar het strand.
Ik kom uit Hiroshima, maar ik woon nu in Tokio.
Ik woon al vier jaar in Rio de Janeiro.
Ik woon in de stad maar mijn ouders hebben op het platteland gewoond.