Translation of "Spójrz" in Dutch

Spójrz!

Kijk!

Spójrz wstecz!

Kijk achter je!

Spójrz alarm.

Kijk alert.

Spójrz ponownie.

Kijk nog eens.

Spójrz wstecz.

- Kijk achter je!
- Kijk achter je.

Spójrz za siebie.

Kijk achter je.

Spójrz na niego.

Kijk naar hem.

Spójrz za okno.

Kijk uit je raam.

Spójrz w dół.

Kijk naar beneden.

- Spójrz tam.
- Popatrz tam.

Kijk daar!

Spójrz na ten dym.

Moet je die rook zien.

Spójrz co się stało.

Kijk eens wat er gebeurd is.

Mamo, spójrz, co znalazłem.

Mam, kijk wat ik heb gevonden.

Spójrz na ten widok.

Kijk eens wat een uitzicht.

Spójrz na to zdjęcie.

Bekijk de afbeelding.

Spójrz, jaka piękna jaszczurka!

Kijk, wat een mooie hagedis!

Spójrz na góry pokryte śniegiem.

- Kijk naar de met sneeuw bedekte bergen.
- Kijk eens naar de bergen die met sneeuw bedekt zijn.

Spójrz na tę wysoką górę.

- Bekijk deze hoge berg.
- Kijk naar die hoge berg!

Spójrz na mój nowy samochód.

Kijk naar mijn nieuwe auto.

Spójrz na dom z czerwonym dachem.

Kijk naar het huis met het rode dak.

- Spójrz prawdzie w oczy!
- Licz się z faktami!
- Staw czoła faktom!

- Zie de feiten onder ogen!
- Erken de realiteit!
- Leg je bij de feiten neer!