Examples of using "Pracują" in a sentence and their dutch translations:
De vrouwen werken.
Ze werken hard.
Ze werken acht uur per dag.
Werken ze hier?
Die machines werken nu niet.
Honderden mensen werken in die fabriek.
- Je werkt te hard.
- Jullie werken te veel!
Tom en Mary werken in hetzelfde kantoor.