Examples of using "Pojechał" in a sentence and their dutch translations:
Hij is naar Zwitserland gegaan.
Hij ging met de auto naar Boston.
Tom ging naar Australië.
Hij ging daar in de plaats van zijn vader heen.
- Ik wil dat u naar Boston gaat.
- Ik wil dat je naar Boston gaat.
- Was hij het afgelopen jaar in Hokkaido?
- Is hij in Hokkaido geweest vorig jaar?
Hij is naar Amerika gegaan om Engels te leren.
Twee maanden zijn voorbij sinds hij naar Frankrijk gegaan is.
Mijnheer Ou is naar Japan gekomen om Japans te leren.
Je gezicht ziet er bleekjes uit, is alles goed? Is het misschien niet verstandig om naar het ziekenhuis te gaan?