Examples of using "Zeszłym" in a sentence and their dutch translations:
Haar vader is vorige week overleden.
Ik heb het vorige week gekocht.
Tom is vorig jaar overleden.
Hij stopte met roken vorig jaar.
De oude man is vorige week overleden.
Ze heeft afgelopen maand ontslag genomen.
Ik zag mijn opa vorige week.
Ik heb hem vorige week betaald.
Ik kocht dat vorig jaar.
- Waar heb je vorig jaar gewoond?
- Waar woonde je vorig jaar?
Vorig jaar hebben we dit resultaat herhaald
Ik had vorig jaar middenoorontsteking.
- Was hij het afgelopen jaar in Hokkaido?
- Is hij in Hokkaido geweest vorig jaar?
Ik was vorige maand in Londen.
Ik had het vorige week niet druk.
- Ik was afgelopen week erg bezig.
- Afgelopen week was ik erg bezig.
Ze was afgelopen maand in Amerika.
Hij was vorige week ziek.
Haar moeder is vorig jaar overleden.
De vorige week ben ik begonnen Chinees te leren.
Vorig jaar heb ik beslist naar Japan te komen.
Ze hebben vorige week de berg Fuji beklommen.
Tom en Mary zijn vorige week uit elkaar gegaan.
En de export van landbouwproducten overtrof 92 miljard euro vorig jaar.
Vorige week heb ik u een brief gestuurd en vandaag stuur ik u er nog één.
Tom las dertig boeken het laatste jaar.