Translation of "Samochodem" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Samochodem" in a sentence and their dutch translations:

Pojedźmy samochodem.

Laten we met de auto gaan.

Pojechali do Chicago samochodem.

Ze zijn met de auto naar Chicago gegaan.

Pojechał samochodem do Bostonu.

Hij ging met de auto naar Boston.

Jechali samochodem na dworzec.

Ze reden naar het station per auto.

Chętnie podróżuję swoim samochodem.

Ik reis graag met mijn auto.

- Ten samochód wybrano "samochodem roku".
- Ten samochód został wybrany "samochodem roku".

Deze auto werd als "auto van het jaar" verkozen.

Pojechaliśmy na safari wynajętym samochodem.

We gingen op safari met een huurauto.

Często jeździ samochodem do biblioteki.

Hij rijdt dikwijls naar de bibliotheek.

O ile wiem, przyjedzie samochodem.

Voor zover ik weet komt hij met de auto.

Tom nie może jeździć samochodem.

Tom kan niet rijden.