Examples of using "Niedziela" in a sentence and their dutch translations:
Morgen is het zondag.
Het is vandaag zondag.
Gisteren was het zondag.
Morgen is het zondag.
- Het is vandaag zondag.
- Vandaag is het zondag.
Morgen is het zondag.
- Het is vandaag zondag.
- Vandaag is het zondag.
Zondag is de eerste dag van de week.
In christelijke landen is zondag een feestdag.
- Als het vandaag zondag was, dan zou ik gaan vissen.
- Als het vandaag zondag was, dan ging ik vissen.