Examples of using "Tornerà" in a sentence and their dutch translations:
Hij komt terug.
Weet je wanneer hij terugkomt?
- Hij zal terugkomen.
- Hij komt terug.
Wanneer komt hij terug?
Hij is over tien minuten terug.
Hij komt weldra terug.
Ik denk dat hij nooit meer zal terugkomen.
- Ik denk dat hij nooit meer zal terugkomen.
- Ik geloof dat hij nooit meer zal terugkomen.
Ik denk niet dat Tom terugkomt.
Ik geloof dat hij nooit meer zal terugkomen.
Dat zal helpen.
Hij is over tien minuten terug.
Op 25 januari zal hij terugkomen.
- Ik denk dat hij nooit meer zal terugkomen.
- Ik geloof dat hij nooit meer zal terugkomen.
- Hij komt zo terug.
- Zij komt zo terug.
Tom zal vandaag niet thuis raken.
- Hij zal over tien minuten terug zijn.
- Hij is over tien minuten terug.
Ze is binnen een week terug.
- Wanneer zal je terugkomen naar school?
- Wanneer kom je terug naar school?
Bill komt volgende week terug.