Examples of using "Pausa" in a sentence and their dutch translations:
Lunchpauze!
Ik heb een pauze nodig.
Ik had een pauze nodig.
We hadden een pauze nodig.
- Tom heeft gepauzeerd.
- Tom pauzeerde.
Laten we koffiepauze houden.
Laten we een korte pauze nemen.
Laten we een korte pauze nemen.
- Mogen we gedurende de pauze roken?
- Mogen we tijdens de pauze roken?
Tom neemt een pauze.
Laten we tien minuten pauzeren.
Waarom nemen we geen korte pauze?
- Na een korte pauze ging hij weer verder met zijn werk.
- Hij hervatte zijn werk na een korte pauze.
- Na een korte pauze ging hij weer verder met zijn werk.
- Hij hervatte zijn werk na een korte pauze.
- Na een korte pauze begon hij opnieuw te werken.
Jongens, we moeten even een stop inlassen.
- De pauze is van 10 uur 40 tot 11 uur.
- We hebben pauze van 10:40 tot 11:00.
Hij werkte zonder ophouden van 's morgens tot 's avonds.
en roepen hun zetten naar elkaar door het maaltijdluikje --
Ik heb tijdens de lunchpauze een tukje gedaan omdat ik erg moe was.