Examples of using "Nipote" in a sentence and their dutch translations:
- Waar zit jouw kleindochter?
- Waar is jouw kleindochter?
- Waar is jouw kleindochtertje?
- Waar zit jouw kleindochtertje?
- Waar is uw kleindochter?
Maria is mijn nicht.
John is mijn neef.
Tom is Maria's kleinzoon.
Mijn neef is allergisch voor eieren.
Zijn kleinkind woont in Nederland.
Haar kleinkind woont in Nederland.
Mijn neef keek naar de beesten in de dierentuin.
Mijn kleinzoon is de zoon van mijn zoon.
Mijn broers zoon is mijn neefje.
Een nicht is de dochter van je broer of van je zuster.
Tom en Maria kochten hun kleinzoon een fiets voor Kerstmis.
Toen de nicht van de koning zijn vrouw tot tranen bracht, confronteerde Ney haar en riep: "Ik en