Translation of "Marito" in Dutch

0.007 sec.

Examples of using "Marito" in a sentence and their dutch translations:

- Chiama mio marito.
- Chiamate mio marito.
- Chiami mio marito.

Bel mijn man.

- Ho un marito.
- Io ho un marito.

Ik heb een echtgenoot.

- Siamo marito e moglie.
- Noi siamo marito e moglie.

- We zijn een echtpaar.
- Wij zijn man en vrouw.

- Sarà un bravo marito.
- Lui sarà un bravo marito.

Hij zal een goede echtgenoot zijn.

Il marito di Mary ha l'età di mio marito.

Mary's man is mijn mans leeftijd.

Odiava suo marito.

Ze haatte haar echtgenoot.

Ridammi mio marito!

Geef me mijn man terug!

Dov'è mio marito?

- Waar is mijn man?
- Waar is mijn echtgenoot?

- Tuo marito è a casa?
- Suo marito è a casa?

Is je man thuis?

- Suo marito vive a Tokyo ora.
- Suo marito vive a Tokyo adesso.
- Suo marito abita a Tokyo ora.
- Suo marito abita a Tokyo adesso.

Haar man woont nu in Tokio.

Lei disprezzava il marito.

Ze had haar echtgenoot niet graag.

Siamo marito e moglie.

- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.

Mio marito è pigro.

Mijn man is lui.

Tom è mio marito.

Tom is mijn man.

Suo marito è ricco.

- Zijn man is rijk.
- Haar man is rijk.

Sarà un bravo marito.

Hij zal een goede echtgenoot zijn.

- Suo marito vive a Tokyo ora.
- Suo marito vive a Tokyo adesso.

Haar man woont nu in Tokio.

Amerà suo marito per sempre.

Zij zal voor altijd van haar echtgenoot houden.

Noi siamo marito e moglie.

- We zijn een echtpaar.
- We zijn getrouwd.
- Wij zijn getrouwd.
- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.

- Suo marito beve proprio come una spugna.
- Suo marito beve davvero come una spugna.

Haar man drinkt werkelijk als een tempelier.

- Mio marito ha perso il suo lavoro.
- Mio marito ha perso il suo impiego.

Mijn man is zijn baan verloren.

- Ha dimostrato di essere un marito ideale.
- Lui ha dimostrato di essere un marito ideale.

Hij toonde zich een ideale echtgenoot.

- Non so quando il marito abbia chiamato.
- Io non so quando ha chiamato il marito.

- Ik weet niet hoe laat de echtgenoot gebeld heeft.
- Ik weet niet wanneer de echtgenoot gebeld heeft.

Suo marito è un eccellente cuoco.

Haar man is een uitstekend kok.

Sarà un buon marito per lei.

Hij zal een goede echtgenoot voor haar zijn.

Tom è l'ex marito di Mary.

Tom is Maria's ex-man.

Mary non ama il suo marito.

Maria houdt niet van haar man.

Il suo defunto marito era un violinista.

Wijlen haar echtgenoot was violist.

Non so quando il marito abbia chiamato.

Ik weet niet hoe laat de echtgenoot gebeld heeft.

Mio marito è un cuoco molto bravo.

Mijn man is een heel goede kok.

La polizia pensa che Mary abbia avvelenato suo marito.

De politie denkt dat Mary haar man heeft vergiftigd.

È il marito di mia sorella. È mio cognato.

Hij is de man van mijn zus. Hij is mijn zwager.

John sarà un bravo marito e un bravo padre.

John zal een goede echtgenoot en vader zijn.

E poi ho chiamato mio marito, che è subito accorso

Ik belde mijn man, die zich naar mij toe haastte,

Quindi lei e suo marito hanno fatto approvare un'emissione obbligazionaria

Zij en haar man gingen daarnaartoe en regelden een obligatie-uitgifte

- Ha chiesto a suo marito di andare a prendere un po' di latte.
- Lei ha chiesto a suo marito di andare a prendere un po' di latte.
- Chiese a suo marito di andare a prendere un po' di latte.
- Lei chiese a suo marito di andare a prendere un po' di latte.

Ze vroeg haar man om melk te gaan halen.

La collega il cui marito è francese è andata a Parigi.

- De collega die getrouwd is met een Fransman, is naar Parijs.
- De collega die getrouwd is met een Fransman, is naar Parijs vertrokken.

Dopo la morte di mio marito andavo in giro come uno zombie.

Na de dood van mijn man liep ik rond als een zombie.

Maria era ancora vergine un anno dopo essersi sposata, perché suo marito era impotente.

Maria was een jaar nadat ze trouwde nog maagd, omdat haar man impotent was.