Examples of using "Suo" in a sentence and their dutch translations:
Ken je zijn broer?
Ken je zijn vader?
Ken je haar vader?
Hij is zijn vriend.
Hij wachtte zijn beurt af.
Weet je zijn achternaam nog?
Dat is haar vriend.
Schrijf zijn adres op.
Weet je wie zijn vader is?
Ik kende uw broer.
- Ik ben zijn adres vergeten.
- Ik vergat zijn adres.
- Ik ken zijn naam.
- Ik weet zijn naam.
Dit vliegtuig is van hem.
Zij lachten over zijn fout.
- Weet je zijn naam niet?
- Weet je niet hoe hij heet?
Volg zijn voorbeeld.
Hij negeerde haar advies.
Zij bereikte haar doel.
Hij heeft zijn adres gewijzigd.
- We accepteerden zijn uitnodiging.
- We namen zijn uitnodiging aan.
Hij heeft zijn hond verloren.
- Hij heeft zijn land verraden.
- Hij verraadde zijn land.
Ik heb zijn uitnodiging aanvaard.
- Hij is zijn naam kwijt.
- Hij is zijn naam vergeten.
We vierden zijn verjaardag.
Hij heeft zijn verslag vervalst.
Zij heeft haar hond verloren.
- Je weet toch hoe hij heet, niet?
- Jullie weten toch hoe hij heet, niet?
- U weet toch hoe hij heet, niet?
Haar vriend is Turks.
Ken jij zijn oudere broer?
Je zou zijn advies moeten opvolgen.
Hij lijkt op zijn vader.
Ik bewonder zijn talent.
- Ik ken zijn naam.
- Ik weet zijn naam.
Hij heeft zijn fout erkend.
- Dit is zijn paard.
- Dat is zijn paard.
Ik lees zijn boek.
Wanneer is zijn verjaardag?
Hij heeft zijn misdaad bekend.
Ik haat haar hoed.
Hij mist zijn vader.
Hij is zijn vriend.
Hij morste zijn koffie.
Ik reken op uw hulp.
Ze heeft haar paspoort verloren.
Zijn gezicht klaarde op.
Ik ken zijn naam niet.
Ik ben zeker dat hij zal slagen.
Hij woonde naast zijn oom.
Ze is trots op haar zoon.
Hij verloor de interesse in zijn baan.
Het is haar halsband.
Ze haatte haar echtgenoot.
Ken je haar vader?
- Dit is van haar.
- Dit is de hare.
Tom nipte aan zijn koffie.
- Wat denk jij van zijn voorstel?
- Wat vind je van zijn voorstel?
Je had zijn advies moeten aannemen.
Niets zal haar studie hinderen.
Is zijn vader dokter?
Tom houdt van z'n werk.
We zijn zeker van zijn succes.
Ze nam haar boek.
- Ik ben zijn naam vergeten.
- Ik ben haar naam kwijt.
- Ik ben zijn naam kwijt.
Hebben we haar hulp nodig?
Ik vergat zijn adres.
Ze stelde mij voor aan haar broer.
Ik weet niets over zijn verleden.
- Hij lijkt precies op zijn broer.
- Hij lijkt sprekend op zijn broer.
Hij heeft zijn baan verloren.
Hij biechtte zijn misdaad onomwonden op.
Ze heeft haar kat Tatoeba genoemd.
Haar man woont nu in Tokio.
Ze ontwaakte uit haar sluimer.
- Hij huilde niet op haar begrafenis.
- Hij heeft niet gehuild op haar begrafenis.
Hij schepte erover op hoe dapper hij toch was.
Hij opende zijn eigen restaurant.
Hij noemde zijn hond Popeye.
Ze heeft haar nieuw horloge verloren.
Hij is alweer zijn paraplu kwijt.
Denk jij dat hij op zijn vader lijkt?
Kun je je zijn naam herinneren?
- Zijn vriend is een idioot.
- Zijn vriendje is een idioot.
Haar uiterlijk is net zo vreemd als haar levensstijl.
Hij is zo groot als zijn vader.
Ze kweekt tomaten in haar tuin.
- Ik heb haar uitnodiging aanvaard.
- Ik heb zijn uitnodiging aanvaard.