Examples of using "Moglie" in a sentence and their dutch translations:
Hou je van je vrouw?
Zij is mijn vrouw.
- We zijn een echtpaar.
- Wij zijn man en vrouw.
- Ik ben jouw vrouw niet.
- Ik ben niet jouw vrouw.
- Ik ben niet jouw echtgenote.
- Ik ben jouw echtgenote niet.
Je bent al mijn vrouw!
Waar is mijn vrouw?
Hoe heet je vrouw?
- Jouw vrouw leert me Italiaans.
- Uw vrouw leert me Italiaans.
- Hij had schrik voor zijn vrouw.
- Hij was bang voor zijn vrouw.
Ik was trots op mijn vrouw.
- Ik ben de vrouw van Tom.
- Ik ben Toms vrouw.
Zij is een vriendin van mijn vrouw.
Ik heb een smartphone voor mijn vrouw gekocht.
Ik ben verliefd op Toms vrouw.
Hoe gaat het met je vrouw?
Mijn vrouw is een vegetariër.
- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.
Tom heeft een echtgenote.
- Mijn vrouw keek verbaasd.
- Mijn vrouw leek verrast te zijn.
Zijn vrouw is Franse.
Mijn vrouw is arts.
Zijn vrouw is Zweeds.
Maria is mijn vrouw.
Mijn vrouw is Italiaans.
Luister naar je vrouw, Tom.
Mijn vrouw is zwanger.
- Mijn vrouw komt uit Australië.
- Mijn echtgenote komt uit Australië.
Ik wou dat mijn vrouw kon koken.
Hij is twee keer zo zwaar als zijn vrouw.
Ik heb een vrouw en een kind.
- Ik ben Mary, de vrouw van Tom.
- Ik ben Mary, Toms vrouw.
Mijn vrouw leek verrast te zijn.
- Doe alstublieft uw vrouw de groeten voor me.
- Doe alsjeblieft de groeten van mij aan je vrouw.
Mijn vrouw kan slecht autorijden.
Mijn vrouw haat katten.
Zijn vrouw leert me Italiaans.
Zijn vrouw komt uit Californië.
Mijn vrouw lijdt aan een longontsteking.
- Hoe gaat het met je vrouw, Tom?
- Hoe gaat het met uw vrouw, Tom?
- Hij had schrik voor zijn vrouw.
- Hij was bang voor zijn vrouw.
Tom mist zijn vrouw.
- We zijn een echtpaar.
- We zijn getrouwd.
- Wij zijn getrouwd.
- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.
Mijn vrouw houdt van appeltaart.
- Ik heb de echtgenote gezien toen ze haar eigen zoon vermoordde.
- Ik heb de echtgenote haar eigen zoon zien vermoorden.
- Ik zag de echtgenote haar eigen zoon vermoorden.
Mijn vrouw is het weekend weg.
Ze is niet mijn zus, zij is mijn vrouw.
Doe de groeten aan je vrouw voor mij!
Ik heb een smartphone voor mijn vrouw gekocht.
Die lelijke man heeft een prachtige vrouw.
- Roep je vrouw.
- Bel je vrouw.
Lord Ashburton had een Amerikaanse vrouw.
Maria is Toms vrouw.
Mijn echtgenote heeft beslist me te verlaten.
Tom is veel ouder dan zijn vrouw.
De man en zijn vrouw hielpen elkaar.
Hij heeft geluk zo'n goede vrouw te hebben.
Wil je weten waarom mijn vrouw bij me wegging?
Ik wilde moeder worden en echtgenote.
- Hij geeft zijn vrouw zelden cadeautjes.
- Hij geeft zijn vrouw zelden cadeaus.
Mijn vrouw is nu aan het koken.
De architect scheidde van de vrouw na twee jaar.
Mijn vrouw denkt dat ik gek ben.
Mijn vrouw en ik wonen in Boston.
Je bent niet alleen mijn vrouw. Je bent mijn beste vriend.
Gisteren zijn mijn vrouw en ik naar het theater geweest.
Mijn vrouw helpt me bij het bouwen van de wegen.
Ik heb mijn vrouw verloren in een verkeersongeval.
Hij had ruzie met zijn vrouw over de kinderen.
Fins is de taal van mijn vrouw.
Hij dacht niet aan wat goed was voor zijn vrouw.
Zijn vrouw is onze lerares Italiaans.