Examples of using "Malato" in a sentence and their dutch translations:
Hij is ziek.
Hij is niet ziek.
Je bent ziek!
Ben je ziek?
Ik vrees dat hij ziek is.
Hij is erg ziek.
De boom is ziek.
Hij is niet ziek.
Tom leek ziek.
Hij is ziek.
De hond ziet er ziek uit.
Ben je ziek?
Ik ben ziek.
Tom voelde zich ziek.
Tom is erg ziek.
Hij was niet ziek.
Hij was niet ziek.
Misschien was hij ziek.
Hij kan ziek zijn geweest.
- Je ziet er ziek uit.
- U ziet er ziek uit.
- Jullie zien er ziek uit.
Hij kon niet komen, omdat hij ziek was.
Hij deed alsof hij ziek was.
- U bent ziek!
- Je bent ziek!
- Was je ziek?
- Was u ziek?
- Waren jullie ziek?
- Tom is gek.
- Tom is waanzinnig.
- Tom is knettergek.
Hij was vorige week ziek.
Tom was ziek met Kerstmis.
Ik vrees dat hij ziek is.
Hij is niet ziek.
Ik ben niet ziek.
Tom ziet er ziek uit.
Tom is ziek.
Ben je ziek, blijf thuis.
Ik ben ziek.
Ik ontmoette mijn zieke vriend.
Is Tom ziek?
Als hij ziek geweest zou zijn, dan zou hij gebeld hebben.
Ik was ziek.
Hij heeft niet kunnen komen want hij was ziek.
Wie heeft je verteld dat ik ziek was?
Tom zei dat hij niet ziek is.
Hij kan niet ziek zijn.
Mijn broer is zeker ziek.
- Je bent heel ziek.
- U bent erg ziek.
Je bent ziek, niet?
Hij kon niet komen, omdat hij ziek was.
- De hond lijkt ziek.
- De hond ziet er ziek uit.
Ik ben ziek.
Tom is erg ziek.
Tom ligt ziek in bed.
Zeg haar dat je ziek bent.
Als ik me ziekmeld, belt het bedrijf de volgende...
U bent erg ziek.
Ik wist niet dat Tom ziek was.
Tom was de vorige week ziek.
Gisteren was ik ziek.
Ik bleef thuis omdat ik ziek was.
Ik ben niet ziek.
De jongen deed me geloven dat hij te ziek was om naar school te gaan.
In Eylau in 1807 was Augereau zo ziek dat hij aan zijn paard moest worden vastgebonden,
- Je bent ziek, je moet rusten.
- U bent ziek. U moet rusten.
- Je bent ziek, je moet uitrusten.
Tijdens zijn verblijf in Campanië schreef de grote dichter Leopardi "La Ginestra". Hij was destijds erg ziek, en hij is twee jaar later gestorven.
Je ziet er niet goed uit. Ben je ziek?