Examples of using "Alzata" in a sentence and their dutch translations:
Ze is laat opgestaan.
Ben je wakker?
Ik ben vroeg opgestaan.
Ik ben net opgestaan.
Wanneer ben je opgestaan?
- Hoe laat ben je opgestaan?
- Wanneer ben je opgestaan?
Bent u laat opgestaan?
Ze stond op van haar stoel.
Ik ben vanmorgen om zeven uur opgestaan.
- Ik stond op toen het nog donker was.
- Ik ben opgestaan toen het nog donker was.
Ik stond zoals altijd vroeg op.
- Ik stond.
- Ik heb gestaan.
- Waarom ben je zo vroeg opgestaan?
- Waarom zijn jullie zo vroeg opgestaan?
Wat houdt u wakker 's nachts?
Ik ben tegen zessen opgestaan.
Ik ben eerder opgestaan dan normaal.
- Waarom slaap je zo laat nog niet?
- Waarom ben je zo laat nog op?
Ik stond vroeg op om de eerste trein te nemen.