Examples of using "Vettél" in a sentence and their dutch translations:
Heb je een paar aardappelen gekocht?
Waarom heb je bloemen gekocht?
- Wat heb je gekocht?
- Wat heeft u gekocht?
- Wat hebben jullie gekocht?
Heb je een retourkaartje gekocht?
Heb je een retourkaartje gekocht?
- Heb je tomaten gekocht?
- Heeft u tomaten gekocht?
- Hebben jullie tomaten gekocht?
- Laat zien wat ge gekocht hebt.
- Laat me zien wat je gekocht hebt.
Hoeveel bloemen heb je gekocht?
Laat zien wat ge gekocht hebt.
- Heb je iets voor haar gekocht voor Kerstmis?
- Hebt u iets voor haar gekocht voor Kerstmis?
- Hebben jullie iets voor haar gekocht voor Kerstmis?
Hoeveel bloemen koop je?
Wat voor souvenirs heb je gekocht?
- Waarom heb je een schildpad gekocht?
- Waarom heeft u een schildpad gekocht?
- Waarom hebben jullie een schildpad gekocht?
Waarom heb je bloemen gekocht?
- Wat heb je voor haar gekocht voor Kerstmis?
- Wat hebt u voor haar gekocht voor Kerstmis?
- Wat hebben jullie voor haar gekocht voor Kerstmis?
Je hebt een nieuw huis gekocht.
Jij hebt kaarsen gekocht.
Waarom kocht je zo'n duur woordenboek?
- Wat heb je voor Kerstmis voor je vriendin gekocht?
- Wat hebt u voor Kerstmis voor uw vriendin gekocht?
Waarom kocht je zo'n duur woordenboek?
- Zult ge mij tonen wat ge gisteren gekocht hebt?
- Toon je me wat je gisteren gekocht hebt?
Waarom kocht je zo'n duur woordenboek?
Waarom kocht je zo'n duur woordenboek?
- Heb je een watermeloen gekocht?
- Heeft u een watermeloen gekocht?
- Hebben jullie een watermeloen gekocht?