Examples of using "Nagyok" in a sentence and their dutch translations:
Zijn ze groot?
Ze zijn groot.
Zijn ze groot?
Ze zijn heel groot.
Deze honden zijn groot.
Deze appels zijn groot.
Die huizen zijn groot.
Die appels zijn groot.
Die appels zijn groot.
En groot genoeg om gezien te worden als ze een fout maken.
Tom heeft grote handen.
Ze heeft grote borsten.