Examples of using "Alma" in a sentence and their dutch translations:
Hoeveel appels?
Hier is een appel.
Deze appel is slecht.
De appel is rood.
De appel viel.
Elke appel is rood.
De appel viel.
Is de appel rood?
Hier is een appel.
Er ligt een appel op tafel.
De appel viel van de boom.
Er ligt een appel op de tafel.
Deze appel is rood.
Dit is ook een appel.
Deze appel is verrot.
Deze appel is zuur.
Hij leeft in een appel.
Deze appel is slecht.
Deze appel is zoet.
- Er ligt een appel op tafel.
- Er ligt een appel op de tafel.
Hoeveel appels zijn daar?
De jongen heeft een appel in zijn zak.
Er zitten zes appels in de doos.
Er ligt een appel op tafel.
De appel die ik vond, is groen.
Deze doos bevat appels.
Deze appel is erg rood.
De jongen heeft een appel in zijn zak.
De appel valt niet ver van de boom.
De appel valt niet ver van de boom.
Er waren veel rotte appels in de mand.
Hier zijn twee appels voor elk van jullie.
Er hangen enkele appels aan de boom, niet?
- De appel valt niet ver van de boom.
- Zo vader, zo zoon.
- Zo de vader, zo de zoon.
De appel valt niet ver van de boom.
Een appel per dag houdt de dokter van u af.
Welke kleur had de appel die hij je gaf?
Een appel per dag houdt de dokter van u af.
Je kunt een boek niet op de kaft beoordelen.