Examples of using "Verwandten" in a sentence and their dutch translations:
Zij heeft geen familie.
Al mijn vrienden en familie zijn dood.
Al mijn familieleden zijn groter dan ik.
...kunnen in de nachtwereld kijken van onze verre neven.
Heb je een verwant of kennis die van Brazilië is?
Op dit moment is Maria thuis met haar familie.
Zijn familieleden veronderstelden dat zij het grootste deel van zijn fortuin zouden erven.