Translation of "Verwandte" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Verwandte" in a sentence and their dutch translations:

- Haben Sie Verwandte hier?
- Hast du Verwandte hier?
- Habt ihr Verwandte hier?

- Heb je hier familieleden?
- Heeft u hier familieleden?
- Hebben jullie hier familieleden?

- Haben Sie Verwandte hier?
- Habt ihr Verwandte hier?

- Heeft u hier familieleden?
- Hebben jullie hier familieleden?

Wir sind Verwandte.

We zijn familie.

Ich habe viele Verwandte.

Ik heb veel familieleden.

Habt ihr Verwandte hier?

- Heb je hier familieleden?
- Heeft u hier familieleden?
- Hebben jullie hier familieleden?

Hast du Verwandte hier?

Heb je hier familieleden?

Ich habe viele Verwandte, besonders mütterlicherseits.

Ik heb veel familieleden, vooral aan moederskant.

Deutsch und Englisch sind zwei verwandte Sprachen.

Engels en Duits zijn twee verwante talen.

Trotz ihres Aussehens ist sie eine entfernte Verwandte von uns.

Ondanks haar uiterlijk is ze eigenlijk een verre verwant van ons.

- Ich habe Verwandte in Los Angeles.
- Ich habe Familie in Los Angeles.

Ik heb familie in Los Angeles.

- Tom und ich sind entfernt verwandt.
- Tom und ich sind entfernte Verwandte.

Tom en ik zijn verre verwanten.

„Denkst du, dass diese alte Dame eine Verwandte von Tom ist?“ – „Ich fürchte, nein.“

Denk je dat deze oude dame een familielid is van Tom? Ik vrees van niet.

Aber hier finden sich entfernte Verwandte und völlig Fremde zum Trinken und Baden unter den Sternen ein.

Maar hier drinken en badderen... ...verre familieleden en wildvreemden samen onder de sterren.