Examples of using "Tennisspieler" in a sentence and their dutch translations:
Hij is tennisspeler.
- Ik ben een tennisspeler.
- Ik ben een tennisser.
Kenji is een tennisspeler.
Hij is tennisspeler.
Hij is een goede tennisspeler.
- Ik ben een tennisspeler.
- Ik ben een tennisser.
Hij is een zeer goede tennisser.
Wanneer hij groot is, wil hij tennisspeler worden.
Ik heb gehoord dat je een goede tennisspeler bent.