Examples of using "Reiten" in a sentence and their dutch translations:
- Kunt gij paardrijden?
- Kan jij paardrijden?
- Kun jij paardrijden?
- Kunt u paardrijden?
- Kan jij paardrijden?
- Kun jij paardrijden?
Kunt gij paardrijden?
Ik kan paardrijden.
- Kan jij paardrijden?
- Kun jij paardrijden?
- Kunt u paardrijden?
- Paardrijden is erg leuk.
- Paardrijden is bereleuk.
Kunt u paardrijden?
- Kan jij paardrijden?
- Kun jij paardrijden?
- Paardrijden is erg leuk.
- Paardrijden is bereleuk.
Ik wandel liever dan dat ik rijd.
Wie durft op een leeuw rijden?
Kan ik nu zondag gaan paardrijden?
Deze kameel is zo tam dat iedereen erop kan rijden.