Examples of using "Lebt" in a sentence and their dutch translations:
Elvis leeft!
Het leeft!
Jezus leeft!
Hij heeft een comfortabel leven.
- Niemand leeft eeuwig.
- Niemand leeft voor altijd.
Ze leeft comfortabel.
Ze woont alleen.
De goudvis leeft.
Tom woont alleen.
Hij woont alleen.
Elvis Presley leeft!
De oude man leeft alleen.
Zal er ooit iemand leven rond Alpha Centauri?
Haar neef woont in Europa.
Haar zus woont in Schotland.
Hij leeft nog, kijk.
Als je ondergronds leeft...
Hij woont in Marokko.
Je leeft maar één keer.
Leeft Robijn der Bossen nog?
Maar hij leeft nog?
Hij woont in Nagasaki.
Hij woont in Osaka.
Hij woont in Engeland.
Hier woont mijn familie.
Mijn broer woont daar.
Ze woont in Rome.
Silvia woont in de Elzas.
- Waar woont je opa?
- Waar woont je grootvader?
Tom woont in het buitenland.
Je leeft maar één keer.
Tom leeft in een fantasiewereld.
Als we leven langs de kust,
Mijn broer woont in Tokio.
Ze woont in dat dorp.
- Ze woont op het platteland.
- Ze woont in het land.
Hij woont op het platteland.
Hij woont hier niet meer.
- Hij leeft alleen in de bossen.
- Hij woont alleen in het bos.
Haar zus woont in Schotland.
Woont hij nog in Luxemburg?
We hopen dat Tom nog leeft.
Hij leeft in een droomwereld.
Ze woont vlakbij.
Wie veel slaapt, leeft weinig.
Ik denk dat Tom nog leeft.
Tom woont niet in Boston.
Hij woont alleen in het bos.
John woont in New York.
Hoe lang leeft een schildpad?
Tom leeft in een fantasiewereld.
Toms familie woont in Australië.
Hij woont in deze wijk.
Hij leeft in een appel.
Wie woont in dat huis?
Toms familie woont in Boston.
Tom weet waar Maria woont.