Translation of "Alte" in Dutch

0.079 sec.

Examples of using "Alte" in a sentence and their dutch translations:

Vermutlich alte Minenausrüstung.

Waarschijnlijk mijnwerkersspullen.

- Der alte Mann lebt alleine.
- Der alte Mann lebt allein.

De oude man leeft alleen.

- Ich lerne gern alte Sprachen.
- Ich lerne gerne alte Sprachen.

Ik leer graag oude talen.

Schaut, einige alte Werkzeuge.

Kijk, oud gereedschap.

Eine alte Frau fährt

Een oude vrouw rijdt in haar auto

Der Alte übertreibt gerne.

De oude man overdrijft graag.

Ken sammelt alte Münzen.

Ken is een muntenverzamelaar.

Wir sind alte Freunde.

We zijn oude vrienden.

Tom sammelte alte Münzen.

Tom verzamelde oude munten.

Der alte Mann sitzt.

De oude man zit.

- Die alte Frau ist eine Ärztin.
- Die alte Frau ist Ärztin.

De oude vrouw is dokter.

- Seine alte Katze ist noch am Leben.
- Seine alte Katze lebt noch.

Zijn oude kat leeft nog.

- Der Alte ist auf den Boden gefallen.
- Der alte Mann fiel zu Boden.
- Der alte Mann fiel auf den Boden.

- De oude man viel op de grond.
- De oude man is op de grond gevallen.

Schaut, ein paar alte Werkzeuge.

Kijk, oud gereedschap.

Vermutlich alte Ausrüstung der Minenarbeiter.

Waarschijnlijk mijnwerkersspullen.

Dieses alte Brot ist steinhart.

Dit oude brood is keihard.

Rom ist eine alte Stadt.

Rome is een oude stad.

Der Alte sieht traurig aus.

- De oude man lijkt bedroefd.
- De oude ziet er triestig uit.

Dies sind sehr alte Bücher.

- Dat zijn heel oude boeken.
- Dit zijn zeer oude boeken.

Sie ist wieder die Alte.

Ze is weer de oude.

Dieser alte Mann ist grau.

Deze oude man is grijs.

Alte Menschen werden früh wach.

Oude mensen worden vroeg wakker.

Jay nahm die alte Schere.

Jay nam de oude schaar.

Der alte Mann setzte sich.

De oude man ging zitten.

Der alte König dankte ab.

De oude koning deed afstand van de troon.

Der alte Mann lebt alleine.

- De oude man leeft alleen.
- De oude man woont alleen.

Ich traf eine alte Frau.

Ik kwam een oude vrouw tegen.

- Der Alte hat einen großen Fisch gefangen.
- Der alte Mann fing einen großen Fisch.
- Der alte Mann hat einen großen Fisch gefangen.

De oude heeft een grote vis gevangen.

- Der alte Mann sprach auf Französisch zu mir.
- Der alte Mann sprach mich auf Französisch an.
- Der Alte sprach mit mir auf Französisch.

De oude man sprak Frans met me.

Die alte Frau wurde beinahe überfahren.

De oude vrouw werd bijna overreden.

Das alte Ehepaar hatte keine Kinder.

- Het oude echtpaar had geen kinderen.
- Het bejaarde echtpaar had geen kinderen.

Der Alte lebt von seiner Rente.

De oude man leeft van zijn pensioen.

Der alte Mann starb letzte Woche.

De oude man is vorige week overleden.

Der alte Mann sah weise aus.

De oude man zag er wijs uit.

Der alte Mann starb an Krebs.

De oude man stierf aan kanker.

Ich habe eine sehr alte Briefmarke.

Ik heb een erg oude postzegel.

Ich habe eine alte Lampe gekauft.

Ik heb een oude lamp gekocht.

Der alte Mann saß ganz allein.

De oude man zat helemaal alleen.

Dieses alte Auto hat ständig Pannen.

- Deze oude auto gaat constant kapot.
- Deze oude auto gaat steeds kapot.

„Eine Katze?“ fragte der alte Mann.

"Een kat?" vroeg de bejaarde man.

Die Chemie ist eine alte Wissenschaft.

Scheikunde is een oude wetenschap.

Die alte Wissenschaft muss bewahrt werden.

De oude wetenschap moet worden bewaard.

Der alte Mann ist äußerst freundlich.

De oude man is uiterst vriendelijk.

Der Alte hatte einen eindrucksvollen Gesichtsausdruck.

De oude man zag er indrukwekkend uit.

Ich sah mir alte Bilder an.

- Ik keek naar oude foto's.
- Ik was naar oude foto's aan het kijken.

Das ist eine alte japanische Sitte.

Dat is een oude Japanse gewoonte.

Dieser alte Trick funktioniert noch immer.

Deze oude truc werkt nog steeds.

Nun lebt die alte Dame alleine.

De oude dame leeft nu alleen.

Alte Hunde können neue Tricks lernen.

Oude honden kunnen nieuwe trucs leren.

In dieser Truhe sind alte Kleider.

Er zijn oude kleren in deze kist.

John und ich sind alte Freunde.

John en ik zijn oude vrienden.

Die Alte guckte durch das Schlüsselloch.

Het oudje keek door het sleutelgat.

Tom und ich sind alte Freunde.

Tom en ik zijn oude vrienden.

Das alte Ehepaar hat keine Kinder.

Het oude koppel had geen kinderen.

Dieses alte Auto geht ständig kaputt.

Deze oude auto gaat steeds kapot.

Ich habe meine alte Gitarre verkauft.

Ik heb mijn oude gitaar verkocht.

- Der Alte schenkte ihr eine kleine Puppe.
- Der alte Mann gab ihr eine kleine Puppe.

De oude man gaf haar een popje.