Examples of using "Lacht" in a sentence and their dutch translations:
Wie het laatst lacht, lacht het best.
- Tom lacht.
- Tom is aan het lachen.
Wie lacht er?
Er lacht niemand.
Mike lacht.
Hij lacht.
Lach met hen.
Hij lacht voortdurend.
Tom lacht zelden.
Ze lacht altijd.
Hij lacht altijd.
Waarom lachen jullie?
Wie altijd schaterlacht is dwaas, wie nooit schaterlacht is ongelukkig.
Een persoon die lacht, is gelukkig.
- Waarom lachen jullie?
- Waarom lacht u?
Ik hou niet van de manier waarop ze lacht.
Lach met hen.
Ik hou niet van de manier waarop ze lacht.
Ik hou niet van de manier waarop ze lacht.
- We zien wie lacht; wie huilt, dat zien we niet.
- We zien wie lacht; wie huilt, die zien we niet.
De mens is het enige dier dat lacht.
Als ik dat doe dan zou Tom me uitlachen.
- Wat lach je nou?
- Waar lachen jullie om?
Datgene, waar eender welke dwaas om lacht, hoeft niet altijd humor te zijn.
Het is niet iets om over te lachen.
Lach met hen.
De mens is het enige dier dat lacht.
Het meisje zingt en danst en lacht dan naar me.