Examples of using "Bell" in a sentence and their dutch translations:
Wat vond Bell uit?
Bell vond de telefoon uit.
Bell woonde vroeger in Londen, of niet?
De telefoon is uitgevonden door Bell in achttien zesenzeventig.
Bell woonde vroeger in Londen, of niet?
Wie was de uitvinder van de telefoon? Was het Bell of Meucci?