Examples of using "Restait" in a sentence and their dutch translations:
Hij bleef alleen.
Tom bleef stilstaan.
Tom bleef kalm.
Tom bleef stoïcijns.
Tom bleef optimistisch.
Tom bleef buiten.
Tom bleef verbaasd.
- Er waren er nog twee over.
- Er bleven er twee over.
Tom bleef achter.
hij was bemoedigend maar toch een beetje sceptisch -
Tom bleef kalm.
Iedereen bleef staan.
Er bleef niets in de koelkast over.
Tom bleef stoïcijns.
Waarom bleef ze?
Hij bleef in het huis van zijn tante.
Hij zat stil.
Er waren nog maar een paar dagen voor Kerstmis.
Ze hield zich met alle andere armen vast aan het hol.
Iedereen bleef.
Er was geen tijd meer voor uitleg.
Hij bleef thuis.
Iedereen bleef zitten.
Mijn broer bleef vaak de hele nacht op om romans te lezen.
Hij stond daar en keek naar Tom.
Iedereen zweeg terwijl de leraar de resultaten van het examen aankondigde.
Tom bleef stil.