Examples of using "Réside" in a sentence and their dutch translations:
Ze woont in Peru.
Hij woont in deze straat.
Jammer genoeg woont ze in het buitenland.
Waar woont ze nu?
- Dat is nu juist het probleem.
- Dat is waar het probleem ligt.
Ik woon dicht bij de dijk.
Het gezin woont in een joert.
Dat is het huis waar hij woont.
Ik verblijf bij mijn oom in Tokio.
Het meisje over wie ik je verteld heb woont hier.
Daar zit 'em de knoop.
Ik weet niet waar hij woont.
Hij woont in deze straat.
Dat is nu juist het probleem.
Waar woont John?
Ik wil met de fiets rijden omdat ik ver van mijn school woon.
Weet je waar ik woon?
De vijand van de conventionele wijsheid is niet de ideeën maar de loop der gebeurtenissen.
Waar woont John?
Ik weet waar hij woont.
Ik weet waar hij woont.
Rijkdom zit in je hart, niet in je portemonnee.
- Weet ge waar ik woon?
- Weet je waar ik woon?
- Weet u waar ik woon?
Ik weet niet waar hij woont.
Hij woont in een klein alpendorp in Oostenrijk.