Examples of using "Passeport" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb een paspoort.
Vergeet jullie paspoort niet.
Waar is je reispas?
Iemand heeft mijn paspoort gestolen.
Uw paspoort, alstublieft.
Toon mij het paspoort, alstublieft.
Als ik je paspoort vind, zal ik je roepen.
Als ik je paspoort vind, zal ik je roepen.
Mijn paspoort en portemonnee zijn weg.
Mag ik uw paspoort, alstublieft?
Ik heb uw paspoort en drie foto's nodig.
Met zijn Nederlandse paspoort kon hij gemakkelijk reizen.
Om naar het buitenland te reizen heeft men meestal een internationaal paspoort nodig.
Tom en Mary vertelden me dat zij geen paspoort hadden.
Wilt u me uw paspoort even laten zien alstublieft?
Een paspoort is iets onmisbaars als men naar het buitenland gaat.
Ik heb zojuist mijn paspoort verlengd, dus ik kan er weer tien jaar mee verder.
Een paspoort identificeert je als een burger van een land en stelt je in staat om naar het buitenland te reizen.
Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.
Het paspoort van de president van de Verenigde Staten is zwart, niet blauw zoals dat van een gewone burger.