Examples of using "Cuit" in a sentence and their dutch translations:
Het kookt!
Hij kookt.
Thomas kookt een ei.
De steak is bien cuit.
- Ze heeft de eieren gekookt.
- Ze kookte de eieren.
Ze heeft brood gebakken.
- Hij is gewiekst!
- Hij is uitgekookt!
Mijn moeder heeft tien eieren gekookt.
De pastei is niet helemaal gaar.
Het werd in olie gebakken.
- De steak is goed doorbakken.
- De steak is bien cuit.
Gedane zaken nemen geen keer.
Heb je ooit champignons gefrituurd?
Vis kan droog en smaakloos zijn als hij te lang gebakken is.
- Dat is kinderspel.
- Het is een fluitje van een cent.
- Dat is een fluitje van een cent.
- Ze bakte brood.
- Ze heeft brood gebakken.