Examples of using "Cigarette" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb een sigaret nodig.
- Ik moet een sigaret hebben.
Roken is toegelaten.
Sami heeft een hekel aan sigaretten.
- Doof uw sigaret a.u.b.
- Maak je sigaret alsjeblieft uit.
De man stak een sigaret op met een aansteker.
Tom ging naar buiten om te roken.
Ben je eens en voor altijd met roken gestopt?
Laat geen sigarettenas op het tapijt vallen.
John, ik zweer je dat ik vanaf nu zal stoppen met roken.