Translation of "Cigarette" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Cigarette" in a sentence and their dutch translations:

J'ai besoin d'une cigarette.

- Ik heb een sigaret nodig.
- Ik moet een sigaret hebben.

La cigarette est autorisée.

Roken is toegelaten.

Sami déteste la cigarette.

Sami heeft een hekel aan sigaretten.

Éteignez votre cigarette s'il vous plaît.

- Doof uw sigaret a.u.b.
- Maak je sigaret alsjeblieft uit.

L'homme alluma une cigarette avec un briquet.

De man stak een sigaret op met een aansteker.

Tom est sorti pour fumer une cigarette.

Tom ging naar buiten om te roken.

Avez-vous arrêté la cigarette une fois pour toutes ?

Ben je eens en voor altijd met roken gestopt?

Ne fais pas de cendres de cigarette sur le tapis.

Laat geen sigarettenas op het tapijt vallen.

John, je te jure qu'à partir de maintenant j'arrête la cigarette.

John, ik zweer je dat ik vanaf nu zal stoppen met roken.