Examples of using "Bruxelles" in a sentence and their dutch translations:
Brussel was het antwoord.
Zij gaat naar Brussel.
- Brussel is in België.
- Brussel ligt in België.
Brussel is de hoofdstad van België.
Ik hou niet van spruitjes.
Ik ga vaker naar Brussel dan naar Parijs.
Het Engels-Nederlandse leger onder Wellington heeft zijn hoofdkantoor in Brussel.
Napoleon zou Brussel op 16 juni bezetten, een donderslag in heel Europa.
Napoleon zou Brussel hebben bezet, of als een van beide legers ervoor had gekozen om de strijd te voeren, het zou hebben vernietigd.
Koning Lodewijk XVIII is Frankrijk ontvlucht en heeft een rechtbank opgericht in Gent, 60 kilometer ten westen van Brussel.