Examples of using "Ans…" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben dertig jaar oud.
- Ik ben 27 jaar oud.
- Ik ben 27.
Hij is acht.
- Tom is dertig jaar oud.
- Tom is 30 jaar oud.
- Tien jaar, dat is lang.
- Tien jaar is een lange tijd.
Ik ben nu 30.
- Hij is acht.
- Zij is acht.
- Ze is acht jaar oud.
Ik ben 19 jaar.
Ik ben zestien jaar oud.
Ik ben 27.
- Ik ben twaalf jaar oud.
- Ik ben twaalf jaar.
Ik ben dertig jaar oud.
Ik ben dertig jaar oud.
Ik ben veertig.
Ik ben 24.
Ik ben veertien jaar oud.
Ik ben 31 jaar oud.
Ik ben dertig jaar oud.
Ook ik ben zeventien.
Muiriel is nu 20 jaar oud.
De kat is twintig.
Toen ik 16 was,
Ik ben tachtig jaar.
Veertig jaar zijn voorbij.
Tien jaar is een lange tijd.
- Zij is eenendertig jaar.
- Ze is eenendertig jaar.
- Hij is acht.
- Ze is acht jaar oud.
- Ik ben 18 jaar.
- Ik ben achttien jaar oud.
Ik ben 25 jaar oud.
Ik ben nu 30.
Ze is veertig jaar oud.
Laurie is twintig jaar oud.
Vandaag word ik vier jaar.
Muiriel is twintig jaar oud.
Hij is dertig jaar oud.
Ik ben vijfenveertig jaar oud.
Ze is vijf jaar.
Morgen word ik achtentwintig.
- Zij is acht.
- Ze is acht jaar oud.
Zij is twintig jaar oud.
Ben je 17?
Ik ben 27.
Tom is dertien jaar oud.