Examples of using "étudiant" in a sentence and their dutch translations:
- Hij studeert.
- Hij is een student.
- Hij zit op de universiteit.
Tom is een student.
- Ik ben student.
- Ik ben een student.
Hij is een luie student.
Toen was ik student.
Toen was ik student.
Toen was ik student.
Hij is een student.
- Ik ben student.
- Ik ben een student.
Toen was ik student.
Hij is geen student.
In die tijd was ik student.
Hij is een luie student.
Ben je een uitwisselingsstudent?
Hij is een goede student.
Tom is geen student.
Hij is geen student.
In die tijd was ik student.
Ik heb al met deze student gesproken.
Geen enkele student was afwezig.
Een student wil je zien.
Hij is rechtenstudent.
- Hij is een geneeskundestudent.
- Hij is een medische student.
Elke student heeft een kluisje.
Ben je een Japanse student?
- Ik ben een nieuwe student.
- Ik ben een nieuwe studente.
- Ik ben een student. En jij?
- Ik ben een student. En u?
- Toen was ik student.
- In die tijd was ik student.
Ja, ik ben ook een student.
Ben je student?
Ik ben student aan de universiteit.
Tom is een goede student.
Ben je een Japanse student?
- Ik ben student aan een universiteit.
- Ik ben student aan de universiteit.
Ze verhuurt een kamer aan een student.
Hij is een leerling op een uitstekende middelbare school.
- Ik ben student.
- Ik ben een student.
Ik heb al met deze student gesproken.
Ik heb al met deze student gesproken.
Ik ben geen student.
Ik denk dat Tom een student is.
Bent u leraar of leerling?
"Ja, ik was er," antwoordde de student.
Edison was geen briljante leerling.
Elke student kan dit probleem oplossen.
Deze foto herinnert me aan toen ik een student was.
Elke student heeft toegang tot de bibliotheek.
Ze verhuurt een kamer aan een student.
De boeken van deze student zijn nieuw.
Voor zover ik weet is hij een ijverige student.
Ik ben student aan de universiteit van Hyogo.
Ik heb de boeken aan deze student gegeven.
Ik leerde haar kennen toen ik student was.
ze deze student met het echte n-woord noemden.
Een witte student vertelde me dat toen ze in de achtste klas
Geen enkele student kon de vraag beantwoorden.
Elke student kan die vraag beantwoorden.
Die student is lui.
Ik heb hem eens ontmoet toen ik studente was.
Zijt ge student?
Geen enkele student kon de vraag beantwoorden.
- Ze verhuurde de kamer op de bovenverdieping aan een student.
- Ze hebben de kamer op de bovenverdieping aan een student verhuurd.
Meer dan een student leert Frans in onze klas.
Ik heb tennis gespeeld toen ik een jonge student was.