Examples of using "épouser" in a sentence and their dutch translations:
Mary wil met een miljonair trouwen.
Ik zou met iemand zoals haar willen trouwen.
Hij wil met mijn dochter trouwen.
Ze besloot met Tom te trouwen.
Tom had niet met Mary moeten trouwen.
Ik ben verliefd op je en ik wil met je trouwen.