Examples of using "Olit" in a sentence and their dutch translations:
- Je was geweldig.
- U was geweldig.
- Jullie waren geweldig.
Je was mijn vriend.
Hoelang ben je gebleven?
Je sliep.
Waarom was je gisteren afwezig?
- Waar was je de vorige nacht?
- Waar was je gisterenavond?
Waar was u op de avond van de twintigste oktober?
Je bent moeilijk te vinden, hè? Je heb het goed gedaan.
- Geloofde u in de Kerstman toen u een kind was?
- Geloofde jij in de Kerstman toen je een kind was?
- Waar was je gisternacht in hemelsnaam?
- Waar was je in godsnaam gisternacht?
Ik kan me me jou nog herinneren van toen je een klein jongetje was.
Hoe oud was je toen je stopte met geloven in de Kerstman?
Waar was jij de nacht dat Tom vermoord is?
Hoelang ben je gebleven?
Waar ben je geweest, Tom?
Wie zorgde voor de hond terwijl je weg was?
Je was een goede partner. Je beslissingen hebben ons veilig gehouden en het tegengif helpen vinden.