Translation of "Ring" in Dutch

0.015 sec.

Examples of using "Ring" in a sentence and their dutch translations:

I have a ring.

Ik heb een ring.

Is that a ring?

Is dat een ring?

Hey, where's your ring?

- Hé, waar is je ring?
- Hé, waar is uw ring?

Tom wears a ring.

Tom draagt een ring.

Tom lost his ring.

Tom verloor zijn ring.

What a beautiful ring!

Wat een mooie ring!

Give me a ring tomorrow.

Bel me morgen.

Does this ring a bell?

Komt jou dat bekend voor?

Does that ring a bell?

Doet dat een belletje rinkelen?

It doesn't ring a bell.

Dat zegt me niets.

I'll ring you up tonight.

Ik bel je vanavond op.

I heard the phone ring.

Ik hoorde de telefoon rinkelen.

We sat in a ring.

We zaten in een kring.

Tom has a nose ring.

Tom heeft een neusring.

Sami is wearing his ring.

Sammy draagt zijn ring.

I heard the doorbell ring.

Ik hoorde de deurbel gaan.

She is wearing a valuable ring.

- Ze draagt een dure ring.
- Ze draagt een waardevolle ring.

The ring couldn't be found anywhere.

De ring kon nergens gevonden worden.

Mary is wearing a silver ring.

Mary draagt een zilveren ring.

- The ring was nowhere to be found.
- The ring was not to be found anywhere.

De ring was nergens te vinden.

The ring was nowhere to be found.

De ring was nergens te vinden.

That gold ring belonged to my mother.

Die gouden ring behoorde toe aan mijn moeder.

He stole a very valuable diamond ring.

Hij stal een zeer waardevolle diamanten ring.

Mary put the ring on her finger.

Mary deed de ring om haar vinger.

Mary pulled the ring off her finger.

Mary trok de ring van haar vinger.

He took the ring off his finger.

Hij nam de ring van zijn vinger.

He gave me a ring at midnight.

Hij belde me op om middernacht.

"Who gave Mary that ring?" "Tom did."

"Wie heeft Maria die ring gegeven?" "Dat was Tom."

I'll ring you up at seven this evening.

Ik bel vanavond om zeven uur.

Her fiancé gave her a very big ring.

Haar verloofde gaf haar een heel grote ring.

Mary's wedding ring is made of pure gold.

De trouwring van Maria is van zuiver goud.

The ring was not to be found anywhere.

De ring was nergens te vinden.

- Give me a ring tomorrow.
- Call me tomorrow.

Bel me morgen.

I can't get my ring off my finger.

Ik krijg mijn ring niet van mijn vinger.

- Does it ring a bell with you?
- Sound familiar?

Doet dat u aan iets denken?

- I'll ring you up tonight.
- I'll call you tonight.

Ik bel je vanavond op.

It's over between us. Give me back my ring!

Het is uit tussen ons. Geef me mijn ring terug!

I was the one who stole Mary's diamond ring.

Ik was degene die Maria's diamanten ring had gestolen.

Give me a ring if you find out anything.

Bel me op als je iets vindt.

- I heard the telephone ringing.
- I heard the phone ring.

Ik hoorde de telefoon rinkelen.

Her ring fell into a river and sank to the bottom.

Haar ring viel in een rivier en zonk naar de bodem.

- I'll call you up this evening.
- I'll ring you up tonight.

Ik bel je vanavond op.

Mary had a ring on every finger of her left hand.

Maria had een ring aan elke vinger van haar linkerhand.

What color is the far right ring on the Olympic flag?

Welke kleur heeft de uiterst rechtse ring op de olympische vlag?

She went into ecstasies about the ring he had bought her.

Ze was in extase over de ring die hij haar gekocht had.

- I'll give you a ring on today.
- I'll call you later today.

Ik bel je later vandaag.

- He would ring and she would respond.
- He rang and she answered.

Hij belde en zij antwoordde.

I can then ring as much fluid as I can out of it.

...en dan wring ik er zo veel mogelijk vloeistof uit.

- He rang me up at midnight.
- He gave me a ring at midnight.

Hij belde me op om middernacht.

- I'll ring you back.
- I'm going to call you back.
- I'll call you again.

Ik bel je weer op.

- I'll ring you back.
- I'll call you back.
- I'm going to call you back.

Ik bel je weer op.

If our Moon broke apart, the pieces would form a ring around our planet.

Als onze maan in tweeën zou breken, zouden de stukken een ring om onze planeet vormen.

- I'll call you up this evening.
- I'll ring you up tonight.
- I'll call you tonight.

Ik bel je vanavond op.

If you want to marry me you need to get on your knees and give me a ring.

Als je met me wilt trouwen zul je op de knieën moeten en me een ring moeten geven.

- Did you call me yesterday morning?
- Did you ring me yesterday morning?
- Did you phone me yesterday morning?

Heb je mij gisterochtend gebeld?

- It doesn't ring a bell.
- That doesn't mean anything to me.
- This doesn't mean a thing to me.

Dat zegt me niets.

The hand has five fingers: the thumb, the index finger, the middle finger, the ring finger, and the pinky.

- De hand heeft vijf vingers: duim, wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink.
- Een hand telt vijf vingers: de duim, de wijsvinger, de middelvinger, de ringvinger en de pink.

The discovery of Saturn's mysterious ring system led to a rush of observations of the planet during Huygens' time.

De ontdekking van het mysterieuze ringstelsel van Saturnus heeft in de tijd van Huygens tot veel andere observaties geleid.