Translation of "Quarreled" in Dutch

0.034 sec.

Examples of using "Quarreled" in a sentence and their dutch translations:

They quarreled.

Ze maakten ruzie.

- They quarreled.
- They brawled.

- Ze waren aan het redetwisten.
- Ze maakten ruzie.

The two dogs quarreled over the bone.

De twee honden vochten voor het been.

He quarreled with his wife about their children.

Hij had ruzie met zijn vrouw over de kinderen.

- Tom had a fight with Mary.
- Tom quarreled with Mary.

Tom had een woordenwisseling met Maria.

Tom and Jane quarreled, but they made up the next morning.

Tom en Jane hadden ruzie, maar de volgende morgen was het al bijgelegd.

- The two dogs quarreled over the bone.
- The two dogs fought over the bone.

De twee honden vochten voor het been.