Translation of "Pastor" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Pastor" in a sentence and their dutch translations:

The pastor is in the church

De pastoor is in de kerk.

The pastor said Tom's going to burn in hell.

- De pastoor zegde dat Tom in de hel zal branden.
- De pastoor zei dat Tom in de hel zal branden.

The girl, closing her eyes, listened to the pastor.

Het meisje sloot haar ogen en luisterde naar de pastoor.