Translation of "Neighbor" in Dutch

You're my neighbor.

- Je bent mijn buurman.
- Je bent mijn buurvrouw.
- U bent mijn buurman.
- U bent mijn buurvrouw.

You're our neighbor.

- Jij bent onze buurman.
- Jij bent onze buurvrouw.

They are spreading from neighbor to neighbor like a virus.

Zij verspreiden zich als een virus van buur tot buur.

- She's our neighbour.
- She is our neighbor.
- She's our neighbor.

Zij is onze buurvrouw.

Spying on the neighbor?

Bespioneren van je buren?

Who is my neighbor?

Wie is mijn naaste?

Tom is Mary's neighbor.

- Tom is de buurman van Maria.
- Tom is Maria’s buurman.

My neighbor is crazy.

Mijn buurman is gek.

I have a Muslim neighbor.

Ik heb een islamitische buurman.

I have a gay neighbor.

- Ik heb een homoseksuele buurman.
- Ik heb een homoseksuele buurvrouw.

I have an Italian neighbor.

- Ik heb een Italiaanse buurman.
- Ik heb een Italiaanse buurvrouw.

Tom is a great neighbor.

Tom is een goede buur.

My neighbor is a carpenter.

Mijn buurman is timmerman.

- She's our neighbour.
- She's our neighbor.

Zij is onze buurvrouw.

Our neighbor has broken a rib.

Onze buurvrouw heeft een rib gebroken.

- Love your neighbour.
- Love your neighbor.

Heb uw naaste lief.

Poland is a neighbor of Ukraine.

Polen is een buurland van Oekraïne.

His neighbor is on to her too.

Zijn buurman zit ook achter haar aan.

The country declared war against its neighbor.

Het land heeft de oorlog verklaard aan zijn buurland.

We met our neighbor in the street.

We ontmoetten onze buurman in de straat.

- He is our neighbour.
- He's our neighbor.

- Hij is onze buurman.
- Dat is onze buurman.

Where neighbor of Benjamin Franklin named Caleb Whitford --

naar Caleb Whitford, buurman van Benjamin Franklin.

With a potentially more advanced and hostile neighbor.

met potentieel meer geavanceerde en vijandige buren.

- Tom is my neighbor.
- Tom is my neighbour.

Tom is mijn buurman.

- He hates his neighbor.
- He hates his neighbour.

Hij haat zijn buurman.

- I hate my neighbour.
- I hate my neighbor.

Ik heb een hekel aan mijn buurman.

A good neighbor is better than a bad relative.

Een goede buur is beter dan een slecht familielid.

My neighbor rejected my request to cut his tree.

Mijn buur verwierp mijn vraag om zijn boom te snoeien.

I sometimes talk to my neighbor across the fence.

Ik praat soms over de schutting met mijn buurman.

Tom was my neighbor when I lived in Boston.

Tom was mijn buurman toen ik in Boston woonde.

The neighbor asked us to turn the music down.

- De buurman heeft ons gevraagd de muziek zachter te zetten.
- De buurvrouw heeft ons gevraagd de muziek zachter te zetten.

My neighbor wasn't at home when the cat came.

Mijn buurman was niet thuis toen de kat kwam.

He is my neighbor, but I don't know him well.

Hij is mijn buur, maar ik ken hem niet al te goed.

- Tom is a good neighbor.
- Tom is a good neighbour.

Tom is een goede buur.

- We have a new neighbor.
- We have a new neighbour.

- We hebben een nieuwe buurman.
- We hebben een nieuwe buurvrouw.

"My neighbor, he has a much bigger car than I do."

"De auto van mijn buurman is veel groter dan de mijne.”

Her neighbor will care for the children while she is away.

Haar buurman zal voor de kinderen zorgen wanneer ze weg is.

And I know I've been successful when my neighbor turns and asks,

En ik weet dat ik geslaagd ben als mijn buurman me vraagt:

- Our new neighbor plays the violin.
- Our new neighbour plays the violin.

Onze nieuwe buurman speelt viool.

- Our neighbor has just come back.
- Our neighbour has just come back.

- Onze buur kwam net terug.
- Onze buurman kwam net terug.

Okay with it, that their black neighbor or black friend actually likes it.

er geen probleem mee hebben. Dat hun zwarte buurman of vriend het eigenlijk leuk vindt.

"I'll hang the sheets myself," the neighbor said. "It's not like they're that heavy."

"De lakens hang ik zelf op," zei de buurvrouw. "Die zijn wel erg zwaar."