Examples of using "Grapes" in a sentence and their dutch translations:
Heb je druiven?
- Jij hebt druiven.
- U heeft druiven.
- Jullie hebben druiven.
Ik hou van druiven.
Ik heb druiven.
Druiven groeien in trossen.
Mijn hond eet druiven.
Die druiven smaken zuur.
We hebben veel druiven.
Tom houdt niet van druiven.
De druiven zijn zuur.
Eet Tom druiven?
Deze druiven zijn rijp.
Rozijnen zijn verschrompelde druiven.
Rozijnen zijn gedroogde druiven.
Wie heeft deze druiven gebracht?
Wie heeft deze druiven gekocht?
Ik hou niet van druiven.
Deze druiven zijn heerlijk.
Hou je van druiven?
Wijn wordt van druiven gemaakt.
Wij maken druiven tot wijn.
Hij maakt wijn van druiven.
Wil je wat druiven?
Hoeveel zijn de druiven?
Morgen zal ik druiven oogsten.
Wie heeft alle druiven gegeten?
Ik hou van fruit zoals druiven en perziken.
Ik hou van fruit zoals druiven en perziken.
Wat heb je het liefste: appels, sinaasappels of druiven?
Hij was te klein om aan de druiven te komen.
Er zijn pitloze druiven en pitloze watermeloenen, maar zouden er ook pitloze mango's zijn?
Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat de ploeger den maaier, en de druiventreder den zaadzaaier genaken zal; en de bergen zullen van zoeten wijn druipen, en al de heuvelen zullen smelten.