Examples of using "Boots" in a sentence and their dutch translations:
- Ze deden hun laarzen uit.
- Ze trokken hun laarzen uit.
Toms laarzen waren modderig.
Waar zijn mijn laarzen?
Ze heeft grote laarzen.
Deze laarzen zijn duur.
Draagt Tom laarzen?
Ik draag vaak laarzen.
Ik heb nieuwe laarzen nodig.
Mijn laarzen waren modderig.
Mijn laarzen zijn modderig.
Deze laarzen zijn van mij.
Tom draagt vaak laarzen.
Tom draagt laarzen.
Ik heb mijn laarzen nodig.
Ze droeg hoge laarzen.
Deze laarzen komen uit Australië.
Dit zijn Toms skischoenen.
Tom droeg geen cowboylaarzen.
Ik wil skischoenen kopen.
Ik kocht een paar laarzen.
Tom deed zijn skischoenen uit.
Ik wil skischoenen kopen.
Maria deed haar skischoenen uit.
Hij deed zijn skischoenen uit.
Zij deed haar skischoenen uit.
Zij deden hun skischoenen uit.
Ik wil skischoenen kopen.
Hij schraapte de modder van zijn laarzen.
"Van wie zijn deze laarzen?" "Ze zijn van Lidya."
Haar bergschoenen zijn zwart.
Deze laarzen zijn moeilijk om in te lopen.
Tom droeg cowboylaarzen en een cowboyhoed.
Ik draag altijd laarzen als het regent of sneeuwt.
- Ik heb 8 kleine kiezels in mijn laarzen.
- Ik heb 8 kiezeltjes in mijn laarzen.
We hebben de laarzen in groen, blauw en geel.
Ik wil een paar skischoenen kopen.
Mijn nieuwe laarzen zijn van echt leer en hebben nogal hoge hakken.
Raad eens wat ze gekregen hebben! Een bolhoed voor hem, en leren laarzen voor haar!