Translation of "Keer" in Spanish

0.042 sec.

Examples of using "Keer" in a sentence and their spanish translations:

Keer op keer ontwijken ze haar.

Una y otra vez, la evaden.

Ik heb keer op keer geprobeerd.

Intenté una y otra vez.

Hij maakt keer op keer dezelfde fouten.

- Él sigue cometiendo el mismo error.
- Él comete una y otra vez los mismos errores.

- Nog een keer.
- Nogmaals!
- Nog een keer!

- Otra vez.
- Una vez más.

En mijn identiteit overtroeft de waarheid keer op keer.

y mi identidad triunfa sobre la verdad en cualquier momento.

Hij raakte één keer ernstig gewond en één keer gevangengenomen.

fue herido de gravedad una vez y capturado una vez.

Nog een keer, alstublieft!

Una vez más, por favor.

Tot de volgende keer.

Hasta la próxima.

Misschien de volgende keer!

¡Quizá para la próxima!

Deze keer trakteer ik.

Es de parte mía.

Nog een keer alstublieft.

Una vez más, por favor.

Deze keer betaal ik.

Esta vez pago yo.

Misschien een andere keer.

Tal vez en otra ocasión.

- Voor een keer heb ik gelijk.
- Deze keer heb ik gelijk.

Por una vez yo tengo razón.

- Deze keer zal ik proberen.
- Deze keer zal ik het proberen.

Esta vez lo intentaré.

- Keer terug, alsjeblieft.
- Keer terug, alstublieft.
- Ga terug, alsjeblieft.
- Ga terug, alstublieft.

Voltéate, por favor.

- Volgende keer zal ik eerder komen.
- Volgende keer zal ik vroeger komen.

- La próxima vez vendré más temprano.
- La próxima vez vendré más pronto.

Het werkt iedere keer, niet?

Funciona siempre, ¿no es así?

Won Harvard slechts vier keer.

Harvard solo ganó cuatro veces.

Elke keer heeft hij geweigerd.

Y cada vez, él se niega.

Je leeft maar één keer.

- Sólo se vive una vez.
- Solo se vive una vez.
- Sólo vives una vez.

Gedane zaken nemen geen keer.

No tiene caso llorar sobre leche derramada.

Lees het nog een keer.

- Léelo una vez más.
- Léalo otra vez.

Ik heb drie keer overgegeven.

Vomité tres veces.

Vijf keer vijf is vijfentwintig.

- Cinco por cinco son veinticinco.
- Cinco por cinco es veinticinco.

- Opnieuw.
- Nog een keer.
- Nogmaals!

De nuevo

Dit is de laatste keer.

Ésta es la última vez.

Ik moet twee keer overstappen.

Tuve que cambiar de colectivo dos veces.

Vier keer vijf is twintig.

- Cuatro veces cinco es veinte.
- Cuatro por cinco es veinte.

Dit is de eerste keer.

Ésta es la primera vez.

Iedere keer verdien ik minder.

Cada vez gano menos.

Controleer alles nog een keer.

- Revisa todo una vez más.
- Revísalo todo una vez más.

- Ik kan me de eerste keer nog herinneren.
- Ik herinner me de eerste keer.

Recuerdo la primera vez.

- Hoeveel keer per jaar gaat ge skiën?
- Hoeveel keer per jaar ga je skiën?

¿Cuántas veces al año vas a esquiar?

Ik probeerde het keer na keer, maar ik kon het niet voor elkaar krijgen.

Yo probé una y otra vez, pero no pude conseguirlo.

Dat is zeven keer de inflatieverhouding.

Eso es siete veces la tasa de inflación.

Het gevaar is dit keer geweken.

Se evitó el peligro esta vez.

Ik heb hem een keer ontmoet.

Lo conocí una vez.

Volgende keer is het uw beurt.

- Después viene tu turno.
- Después viene su turno.

Er is altijd een volgende keer.

Siempre hay una próxima vez.

Hij was twee keer in Engeland.

Él estuvo dos veces en Inglaterra.

Dat heb ik één keer gedaan.

Lo hice una vez.

Dat was niet de eerste keer.

No fue la primera vez.

Lees dit nog een keer alsjeblieft.

Léelo una vez más, por favor.

Je bent maar één keer jong.

Sólo se es joven una vez.

Ik zeg het nog een keer.

Lo volveré a decir.

Laat het me één keer zeggen.

Deja que lo diga solo una vez.

Voor een keer heb ik gelijk.

Por una vez yo tengo razón.

Dit keer is Parijs mijn doel.

Esta vez mi objetivo es París.

Deze keer zal ik het proberen.

Esta vez lo intentaré.

Maria kan zich tien keer optrekken.

María puede hacer diez dominadas.

- De volgende keer doe ik het zelf.
- De volgende keer zal ik het alleen doen.

- La próxima vez lo haré yo mismo.
- La próxima vez lo haré yo misma.

- De eerstvolgende keer moet je daar heen gaan.
- De volgende keer moet je daar heen gaan.

La próxima vez tienes que ir allí.

Maar dit keer met verschillende verborgen voorwerpen.

esta vez con varios objetos diferentes ocultos.

...elke keer... ...als ik me eenzaam voelde...

cada una de las veces que me sentí solo

...en we hebben deze keer geluk gehad.

y, realmente, tuvimos suerte.

Dit keer hield de premier van Nepal

Esta vez fue del primer ministro de Nepal,

Waarom deed ik dat deze keer wel?

¿Qué me llevó a hacerlo esta vez?

Sterrenlicht is 200 keer zwakker dan maanlicht.

La luz de las estrellas es 200 veces más débil que la de la luna.

Je moet een aantal keer verslagen zijn...

Hay que haber tenido algunas derrotas

Ik ben een keer in Kioto geweest.

Una vez estuve en Kioto.

Ik wil daar nog een keer heen.

Quiero ir ahí una vez más.

Hij heeft Europa een paar keer bezocht.

Él ha visitado Europa varias veces.

Ik zie haar een keer per week.

La veo una vez por semana.

Hij verdient twee keer zoveel als ik.

Él gana el doble que yo.

Ik ben twee keer in Kioto geweest.

- He estado dos veces en Kioto.
- He ido a Kioto dos veces.

Hij verdient drie keer zoveel als ik.

Él gana tres veces más que yo.

Ik herinner me de eerste keer nog.

Todavía me acuerdo de la primera vez.