Translation of "Beiden" in Spanish

0.006 sec.

Examples of using "Beiden" in a sentence and their spanish translations:

Beiden leven.

- Ambos viven.
- Los dos están vivos.
- Ambos están vivos.

Beiden overleefden.

- Ambos sobrevivieron.
- Sobrevivieron los dos.
- Ambas sobrevivieron.
- Ambas viven.

- Dank je wel jullie beiden!
- Beiden bedankt.

Gracias a ambas.

Ik ken beiden.

Conozco a los dos.

Ze werken beiden.

- Ambos sirven.
- Ambos trabajan.
- Ambos funcionan.

- Dank je wel jullie beiden!
- Bedankt allebei.
- Beiden bedankt.

Gracias a ambas.

- Ze leven allebei.
- Beiden leven.
- Ze zijn beiden in leven.

- Ambos viven.
- Los dos están vivos.
- Ambos están vivos.

Ze zijn beiden dood.

- Ambos están muertos.
- Ambas están muertas.

Beiden zijn mijn collega's.

Ellos dos son mis colegas.

- Bedankt allebei.
- Beiden bedankt.

- Gracias a ambos.
- Gracias a los dos.

Ik vind beiden leuk.

Me gustan ellas dos.

Wij komen beiden uit Tampa.

Los dos somos de Tampa.

Ik hou van jullie beiden.

Los amo a los dos.

- Beiden glimlachten.
- Ze glimlachten allebei.

Los dos sonrieron.

Ik heb ze beiden gedood.

- Los maté a ambos.
- Yo los maté a ambos.

Dank je wel jullie beiden!

Gracias a ambas.

Ze zijn beiden erg aantrekkelijk.

Ambos son muy lindos.

Wij beiden waren zeer hongerig.

- Ambos teníamos mucha hambre.
- Ambos estábamos muy hambrientos.

- We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.
- Wij beiden begonnen vrijwel gelijktijdig te glimlachen.

- Los dos nos pusimos a sonreír casi al mismo tiempo.
- Los dos sonreímos casi al mismo tiempo.

We zijn beiden nog steeds sterk.

Ambos aún somos fuertes.

Maria is de knapste van beiden.

Mary es la más bonita de las dos.

Je kan ons niet beiden vermoorden.

No nos puedes matar a los dos.

Tom en Mary knikken beiden instemmend.

Tom y Mary asintieron ambos en acuerdo.

Ik schaam me voor ons beiden.

Me avergüenzo de nosotros dos.

Ze zijn beiden in de kamer.

- Están ambos en la habitación.
- Los dos están en la pieza.

Zijn vader en moeder zijn beiden dood.

Tanto su padre como su madre están muertos.

Tussen beiden begon de liefde te groeien.

Entre los dos comenzó a nacer el amor.

Wij beiden begonnen vrijwel gelijktijdig te glimlachen.

Los dos nos pusimos a sonreír casi al mismo tiempo.

We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.

- Los dos nos pusimos a sonreír casi al mismo tiempo.
- Los dos sonreímos casi al mismo tiempo.

- Ik ken beiden.
- Ik ken hen allebei.

Conozco a los dos.

Nancy en Jane waren beiden afwezig van school.

Tanto Nancy como Jane faltaron a la escuela.

Ze waren beiden niet aanwezig op de vergadering.

Ninguno de ellos estuvo presente en la reunión.

Zijn dochter en zijn zoon waren beiden beroemd.

Su hija era famosa, igual que su hijo.

Wie van jullie beiden komt met mij mee?

¿Quién de ustedes dos vendrá conmigo?

- Ze leven allebei.
- Ze zijn beiden in leven.

Ambos están vivos.

Dat jaar besloten beiden om gewelddadige aanslagen te plegen.

Ese año, ambas decidieron cometer ataques violentos.

- Ze zijn beiden erg aantrekkelijk.
- Allebei zijn erg schattig.

- Ambos son muy lindos.
- Los dos son re monos.
- Las dos son re monas.

- Wij zijn alle twee studenten.
- Wij zijn beiden studenten.

- Los dos somos estudiantes.
- Las dos somos estudiantes.

- Ik ken geen van beide.
- Ik ken geen van beiden.

No conozco a ninguno de los dos.

- Ik geef om hen beiden.
- Ik geef om hen allebei.

- Los dos me encantan.
- Me encantan ambos.

- Wij komen beiden uit Tampa.
- We zijn allebei uit Tampa.

Los dos somos de Tampa.

Met alle respect, ik denk dat zij beiden valide punten hadden.

Con todo el debido respeto, yo pienso que ambos tenían algunos puntos válidos.

- Ik ken beiden.
- Ik ken hen allebei.
- Ik ken ze allebei.

Conozco a los dos.

- Ze zijn beiden in de kamer.
- Ze zijn allebei in de kamer.

- Están ambos en la habitación.
- Los dos están en la pieza.

- Zowel zijn vader als moeder zijn gestorven.
- Zijn vader en moeder zijn beiden dood.

Tanto su padre como su madre están muertos.

- Wij tweeën weten dat jullie tweeën liegen.
- We weten beiden dat jullie allebei liegen.

Nosotros dos sabemos que vosotros dos mentís.

- Ik hou van ze allebei.
- Ik geef om hen beiden.
- Ik geef om hen allebei.

Me gustan ellas dos.

- Mary en John kunnen allebei niet zwemmen.
- Mary en John kunnen geen van beiden zwemmen.

Ni Mary ni John saben nadar.

- Wij beiden begonnen vrijwel gelijktijdig te glimlachen.
- We begonnen allebei bijna op hetzelfde moment te glimlachen.

Los dos nos pusimos a sonreír casi al mismo tiempo.

- Wij komen beiden uit Tampa.
- We zijn allebei uit Tampa.
- Wij zijn alle twee uit Tampa.

Los dos somos de Tampa.

Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.

Cuando usamos esperanto, estamos al mismo nivel, por lo menos, lingüístico.

De twee ridders trokken hun sabels en vochten een duel. Aangezien beiden grote zwaardvechters waren, zetten ze een grote show op voordat een van hen tot winnaar werd uitgeroepen.

Los dos caballeros desenfundaron los sables y se batieron en duelo. Como ambos eran grandes espadachines dieron un gran espectáculo antes de que uno de ellos se proclamara vencedor.