Translation of "Schelen" in Portuguese

- Het kan je niets schelen, hè?
- Het kan jullie niets schelen, hè?

Você não dá a mínima, dá?

Kan het iemand iets schelen?

- Alguém liga?
- Alguém se importa?
- Alguém se preocupa?

Het kan ons niet schelen.

Não ligamos.

Het kan ze niet schelen.

- Eles não se importam.
- Elas não se importam.
- Eles não ligam.
- Elas não ligam.

Het kan me niet schelen.

- Para mim, tanto faz.
- Para mim, dá no mesmo.

Het kan me geen barst schelen.

Eu não estou nem aí.

Het kan me geen zier schelen.

Não me interessa nem um pouco.

Jouw verleden kan me niets schelen.

- Não me importo com o seu passado.
- Não ligo para o seu passado.

Het kan me gewoon niet genoeg schelen.

Eu só não me importo o suficiente.

Het kan me eerlijk gezegd niet schelen.

Realmente, não me importa.

Het kan je geen moer schelen, niet?

Você não está nem aí, está?

Het kan me niks schelen wat hij zegt.

Não ligo para o que ele diz.

Ik weet dat het je niks kan schelen.

- Eu sei que você não se importa.
- Eu sei que vocês não se importam.

De mening van anderen kan me weinig schelen.

Pouco me importa a opinião dos outros.

Het kan Tom niet schelen wat andere mensen denken.

Tom não se importa com o que os outros pensam.

Het kan me niet schelen, wat mensen van me denken.

Não estou nem aí para o que as pessoas pensam de mim.

- Wie maakt zich daar druk over?
- Wie kan dat wat schelen?

Quem se importa com isso?

Het kan me niet schelen wat je met je geld doet.

- Não estou nem aí para o que você faz com o seu dinheiro.
- Não estou nem aí para o que vocês fazem com o seu dinheiro.
- Não me importa o que vocês fazem com seu dinheiro.
- Não me importa o que você faz com seu dinheiro.

- Het kan me geen barst schelen.
- Ik geef er geen bal om!

- Foda-se!
- Que se dane!
- Dane-se!
- Que se foda!

- Wat maakt het uit?
- Wie kan het wat schelen?
- Wie maalt erom?
- Wie geeft erom?

- Quem se importa?
- Quem liga?

- Dat zal me een worst zijn.
- Mij maakt het niet uit.
- Dat maakt mij niets uit.
- Dat kan mij niets schelen.
- Het kan me niet schelen.
- Het maakt me niet uit.
- Het interesseert me niet.

- Tô nem aí.
- Eu não me importo.
- Não estou nem aí.

- Kan het iemand iets schelen?
- Doet het iemand wat?
- Maakt het iemand uit?
- Geeft iemand erom?
- Interesseert het iemand?

- Alguém liga?
- Alguém se importa?
- Alguém está preocupado?

Ik zou willen dat mijn cijfers me meer konden schelen, maar het lijkt erop dat ik op een gegeven moment in mijn leven besloten heb dat die niet zo belangrijk meer zouden zijn.

Eu queria poder me importar mais com minhas notas, mas parece que, em um certo ponto da minha vida, eu decidi que isso não seria mais tão importante.