Translation of "Gebeld" in Portuguese

- Er werd gebeld.
- Iemand heeft gebeld.

- Alguém ligou.
- Alguém telefonou.

- Heb je me gebeld?
- Heeft u mij gebeld?

- Você me ligou?
- Você me telefonou?

Ik heb gebeld.

Eu telefonei.

Heeft Tom gebeld?

Tom ligou?

Niemand heeft gebeld.

Ninguém ligou.

Iemand heeft gebeld.

- Alguém ligou.
- Alguém telefonou.

- Heb je haar al gebeld?
- Hebben jullie haar al gebeld?

- Você já ligou para ela?
- Você já a chamou?

- Heb je me vannacht gebeld?
- Heb je me gisteravond gebeld?

Você me telefonou ontem à noite?

Paul heeft net gebeld.

Paul telefonou agorinha.

Heb je hem gebeld?

- Você ligou para ele?
- Vocês ligaram para ele?

Tom heeft me gebeld.

Tom me ligou.

Ze heeft net gebeld.

Ela acabou de ligar.

Heb je me gebeld?

Você me telefonou?

Heeft Lucy al gebeld?

A Lucy já ligou?

Wie heeft er gebeld?

- Quem foi que ligou?
- Quem foi que telefonou?

Wij hebben niet gebeld.

Nós não ligamos.

Wie had jou gebeld?

Quem foi que te ligou?

Ik heb hem gisteren gebeld.

Ontem eu liguei para ela.

Ik heb hem vanmorgen gebeld.

Liguei para ele hoje cedo.

Heb je me gisteravond gebeld?

- Você me ligou ontem à noite?
- Você ligou para mim ontem à noite?
- Você me telefonou ontem à noite?

Tom heeft nog niet gebeld.

Tom ainda não ligou.

Uiteindelijk heeft ze niet gebeld.

Ela não telefonou no final de contas.

Mijn moeder heeft me gebeld.

Minha mãe me chamou.

- Ik belde.
- Ik heb gebeld.

Eu telefonei.

Waarom heb je niet gebeld?

- Por que você não ligou?
- Por que vocês não ligaram?

Tom heeft Mary vanochtend gebeld.

- Tom ligou para Maria hoje de manhã.
- Tom ligou para a Mary de manhã.

Heb je de loodgieter gebeld?

Ligou para o encanador?

Heb je mij gisterochtend gebeld?

Você me ligou ontem de manhã?

Tom heeft Mary nog niet gebeld.

Tom ainda não ligou para Maria.

- De telefoon rinkelt.
- Er wordt gebeld.

- O telefone está tocando.
- O telefone toca.

Ik wil weten wie gebeld heeft.

- Quero saber quem ligou.
- Quero saber quem telefonou.

- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?

- Quem ligou?
- Quem telefonou?
- Quem chamou?

Ik heb je drie uur geleden gebeld.

- Eu te chamei faz três horas.
- Eu te liguei faz três horas.

- Ze heeft hem gebeld.
- Ze belde hem.

- Ela o chamou.
- Ela o chamava.

Waarom heb je niet gebeld vooraleer te komen?

Por que você não telefonou antes de vir?

- Heeft Lucy al gebeld?
- Heeft Lucy al getelefoneerd?

- A Lucy já ligou?
- Lucy já ligou?

- We spraken elkaar aan de telefoon.
- We hebben gebeld.

Nós conversamos ao telefone.

- Hebt ge mij gisteravond opgebeld?
- Heb je me gisteravond gebeld?

Você me ligou ontem à noite?

Ze heeft nog niet gebeld sinds ze naar Londen is gegaan.

Ela não ligou desde que foi para Londres.

Tom heeft gebeld om te zeggen dat hij te laat zal zijn.

Tom ligou para dizer que ele vai se atrasar.