Translation of "„is" in Japanese

- Dat is vreemd.
- Het is vreemd.
- Dat is raar.
- Het is raar.

変なのー。

- Het is vuilnis.
- Het is rotzooi.
- Het is afval.
- Het is rommel.

これはゴミです。

Het is wat het is.

なっちゃったんです

Wat gebeurd is, is gebeurd.

過去のことで嘆いても何の役にも立たないよ。

- Wat is dat?
- Wat is dit?
- Wat is het?

- それは何ですか。
- これは何ですか。

- Zij is dood.
- Ze is dood.
- Zij is overleden.

彼女は死んでいます。

- Tom is alleenstaand.
- Tom is vrijgezel.
- Tom is single.

トムは独身です。

- Dit is gratis.
- Het is gratis.
- 't Is gratis.

- 無料です。
- それは無料です。

- Tom is slim.
- Tom is intelligent.
- Tom is pienter.

- トムは頭がいい。
- トムは頭が良い。
- トムは賢い。

- Lesgeven is leren.
- Onderwijzen is leren.
- Leren is leren.

教える事は学ぶ事である。

- Wie is dood?
- Wie is gestorven?
- Wie is overleden?
- Wie is er doodgegaan?
- Wie is er overleden?

誰が死んだの？

- Roy is geheimzinnig en Ted is openhartig.
- Roy is geheimzinnig en Ted is eerlijk.

ロイは秘密主義だがテッドはざっくばらんだ。

- Het probleem is dat ze onervaren is.
- Het probleem is dat zij onervaren is.

問題は彼女が未熟であるということだ。

- Het is geweldig.
- Het is te gek.
- Het is super.

素晴らしいですね。

- Het is gloednieuw.
- Het is splinternieuw.
- Het is volledig nieuw.

ピカピカの新製品です。

Is dat liberale democratie gebroken is.

自由民主主義が機能していないのです

Dit is anders. Dit is interessant.

‎謎の物体に興味津々だ

- Niemand is perfect.
- Niemand is volmaakt.

完璧な人間などいない。

- Alles is uitverkocht!
- Alles is verkocht.

みんな売り切れです。

"Wie is dat?" "Dat is Jim."

「彼は誰ですか」「ジムです」

- Dat is ongebruikelijk.
- Dat is ongewoon.

珍しいこともあるもんだ。

- Dit is Japan.
- Hier is Japan.

これは日本です。

- Dat is onvermijdelijk.
- Het is onvermijdelijk.

必至です。

- Het is ongelofelijk.
- Het is ongelooflijk!

そいつは凄い!

- Ze is weg.
- Ze is vertrokken.

彼女は外出した。

- Hij is vriendelijk.
- Hij is aardig.

- 優しい人です。
- いい人です。
- 彼は親切な人です。

- Is het wit?
- Is hij wit?

白いですか。

- Alles is klaar.
- Alles is gereed.

- 万事準備ができました。
- なにもかも準備ができた。
- 準備は万端です。
- 準備完了！

- Zij is onhandig.
- Zij is onbeholpen.

彼女は不器用である。

- Het is ongelofelijk.
- Het is ongelooflijk.

信じられないわ。

- Tom is detective.
- Tom is speurder.

トムは探偵だ。

- Maria is raar.
- Maria is vreemd.

メアリーは変わっている。

- Het is verouderd.
- Het is achterhaald.

それは時代遅れです。

- Dit is eten.
- Dit is voedsel.

これは食べ物です。

- Is dit cool?
- Is dit gaaf?

- これ、かっこいい？
- これ、イケてる？

- Is dit leuk?
- Is dit mooi?

これはいいですか？

- Tom is gestorven.
- Tom is overleden.

トムさんは帰らぬ人になりました。

- Hij is homo.
- Hij is gay.

彼はゲイです。

- Dat is geweldig!
- Dat is prima!

それはすごい。

- Ze is verpleegster.
- Ze is verpleegkundige.

- 彼女は看護婦です。
- 彼女は看護師です。

- Is dit nep?
- Is dit vals?

これは偽物ですか？

- Is dat zo?
- Is dat waar?

- 本当？
- 本当なの？
- それ本当？

- Het is zelfgemaakt.
- Het is huisgemaakt.

自家製です。

Spreken is zilver, zwijgen is goud.

雄弁は銀、沈黙は金。

- Hij is leraar.
- Hij is onderwijzer.

彼は教師です。

Alles wat is uitgevonden, is waar.

作り事はすべて、真実だ。

- Hij is onbeleefd.
- Hij is onbeschoft.

彼はばか丁寧だ。

- Het is oké.
- Het is goed.

大丈夫ですよ。

- Zij is dood.
- Ze is dood.

彼女は死んでいます。

- Het is gevaarlijk!
- Het is gevaarlijk.

危ない！

- Het is gratis.
- 't Is gratis.

- 無料です。
- それは無料です。

- Dit is basis.
- Dit is elementair.

これは基本です。

- Het is makkelijk.
- Het is simpel.

楽勝だよ。

- Beloofd is beloofd.
- Afspraak is afspraak.

- 約束は約束。
- 約束は約束だ。

- Dat is vreemd.
- Dat is raar.

変なのー。

- Is het klaar?
- Is het gedaan?

- 出来上がった？
- できた？

Gelukkig is hij die tevreden is.

幸せなるかな。心満ちてる者は。

- Het is frisjes.
- Het is kil.

肌寒いです。

- Is hij lang?
- Is hij groot?

彼は背が高いですか。

- Liegen is verkeerd.
- Liegen is fout.

- 嘘を付くのは悪いことだ。
- 嘘をつくことは悪い。

- Wat is dat?
- Wat is dit?

- 何ですか。
- それは何ですか。
- これ何？
- あれ何？
- これはなんだ？
- 何これ？
- これはなんですか？

- Tom is gek.
- Tom is boos.

トムは狂ってる。

- Het is vreemd.
- Het is raar.

妙だな。

- Tom is depressief.
- Tom is gedeprimeerd.

- トムは落ち込んでいる。
- トムは塞ぎ込んでいる。

- Tom is alleenstaand.
- Tom is single.

- トムは独り身です。
- トムは独身です。

- Is Tom nerveus?
- Is Tom zenuwachtig?

トムは緊張してるのかな？

- Tom is vriendelijk.
- Tom is aardig.

トムは親切だ。

Kerstmis is nabij, is het niet?

クリスマスは間近ですね。

- Is Tom links?
- Is Tom linkshandig?

トムって左利き？

- Wie is daar?
- Wie is het?

- 誰？
- どなた？
- どなたさまでしょうか。

- Dit is makkelijk.
- Dit is eenvoudig.

これは簡単です。

- Is alles klaar?
- Is alles gereed?

準備万端？

- Tom is ongezellig.
- Tom is asociaal.

トムって不愛想なのよ。

- Is dat kosteloos?
- Is dat gratis?

無料なのですか。

- Ze is klein.
- Zij is klein.

- 彼女は小さいね。
- 彼女は小っちゃいね。

- Wie is hij?
- Wie is dat?

- 彼は誰？
- 彼はだれですか。
- 彼は誰ですか。

- Hij is precies op tijd.
- Hij is op tijd.
- Hij is punctueel.
- Hij is bijtijds.

彼は時間を守る人だ。

...is voorbij.

ここまで

Is star.

固定的なものです