Translation of "Gsm" in Italian

Waar is de gsm?

Dov'è il cellulare?

- Hij verliest altijd zijn gsm.
- Hij speelt constant zijn gsm kwijt.

- Perde sempre il suo cellulare.
- Lui perde sempre il suo cellulare.

De meeste jongeren hebben een gsm.

La maggior parte dei giovani ha un cellulare.

- Heb je een mobieltje?
- Heb je een gsm?

Tu hai uno smartphone?

Ik ben van plan morgen een gsm te kopen.

Domani ho intenzione di comprare un cellulare.

- Hebt ge een gsm?
- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een gsm?
- Heb je een mobiele telefoon?

- Hai uno smartphone?
- Tu hai uno smartphone?
- Ha uno smartphone?
- Lei ha uno smartphone?
- Avete uno smartphone?
- Voi avete uno smartphone?

- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.

Devo ricaricare il mio telefonino.

Zoals de meesten onder jullie, heb ik een dozijn apps op mijn gsm,

Come la maggior parte di voi, ho dozzine di app sul cellulare,

- Ik heb geen mobiele telefoon.
- Ik heb geen mobieltje.
- Ik heb geen gsm.

- Non ho un cellulare.
- Io non ho un cellulare.
- Non ho un telefono cellulare.
- Io non ho un telefono cellulare.

- Kunt ge mij uw gsm-nummer geven?
- Kun je mij je mobiele nummer geven?

- Puoi darmi il tuo numero di cellulare?
- Può darmi il suo numero di cellulare?
- Mi daresti il tuo numero di cellulare?

- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.
- Ik moet mijn telefoon opladen.

- Devo mettere in carica il mio cellulare.
- Io devo mettere in carica il mio cellulare.
- Devo ricaricare il mio cellulare.