Translation of "'ik'" in Hungarian

0.041 sec.

Examples of using "'ik'" in a sentence and their hungarian translations:

Ik kwam, ik zag, ik overwon.

Jöttem, láttam, győztem.

- Ik denk, dus ik ben.
- Ik denk, dus ik besta.

Gondolkodom, tehát vagyok.

- Ik ren.
- Ik loop.

Futok.

- Ik rijd.
- Ik rij.

Én vezetek.

- Ik ook.
- Ik ook!

Én is.

- Ik liep.
- Ik rende.

Futottam.

- Ik zwoer.
- Ik zweerde.

Megesküdtem.

- Ik zwaaide.
- Ik wuifde.

Intettem.

- Ik denk dat ik het snap.
- Ik denk dat ik het begrijp.
- Ik geloof dat ik het begrijp.

- Azt hiszem, értem.
- Asszem, értem.

- Ik geloof dat ik het heb verstaan.
- Ik denk dat ik het snap.
- Ik denk dat ik het door heb.
- Ik denk dat ik het begrijp.
- Ik geloof dat ik het begrijp.

Azt hiszem, értem.

- Ik twijfelde.
- Ik had mijn twijfels.
- Ik aarzelde.

Hezitáltam.

- Ik denk dat ik het snap.
- Ik denk dat ik het begrijp.

Azt hiszem, értem.

Ik meen wat ik zeg.

Komolyan gondolom, amit mondok.

- Ik begreep het.
- Ik begreep.

- Értettem.
- Megértettem.

Ik denk, dus ik ben.

Gondolkodom, tehát vagyok.

Ik weet wat ik wil.

Tudom, hogy mit akarok.

- Ik bekende.
- Ik heb bekend.

- Gyóntam.
- Beismertem.

- Ik wachtte.
- Ik heb gewacht.

- Vártam.
- Várakoztam.

- Ik ben gebleven.
- Ik bleef.

Maradtam.

- Ik ga.
- Ik zal gaan.

Megyek.

"Ik reis graag." "Ik ook."

- Szeretek utazni. - Én is.

- Ik lachte.
- Ik heb gelachen.

Nevettem.

- Ik kom.
- Ik kom eraan.

- Jövök.
- Jövök már.

Ik doe wat ik wil.

Úgy teszek, ahogy a kedvem tartja.

Ik deed alsof ik sliep.

Úgy tettem, mintha aludnék.

- Ik heb gegeten.
- Ik at.

Ettem.

Ik kom zodra ik kan.

Jövök, amint tudok.

- Ik geef les.
- Ik onderwijs.

Tanítok.

Zolang ik adem, hoop ik.

Amíg lélegzem, remélek.

„Ik ben leraar.”„Ik ook.”

– Tanár vagyok. – Én is.

- Ik belde.
- Ik heb gebeld.

Felhívtam.

- Ik danste.
- Ik heb gedanst.

Táncoltam.

- Ik heb gevochten.
- Ik vocht.

Harcoltam.

- Ik speel tennis.
- Ik tennis.

Teniszezem.

- Ik stond.
- Ik heb gestaan.

Álltam.

- Mag ik even?
- Stoor ik?

Van ellene kifogásod?

Ik geloof dat ik flauwviel.

- Azt hiszem, elájultam.
- Úgy gondolom, elájultam.

- Ik heb gelogen.
- Ik loog.

Hazudtam.

- Ik stemde.
- Ik heb gestemd.

Szavaztam.

Ik ben wie ik ben.

Vagyok, aki vagyok.

- Ik betaal.
- Ik zal betalen.

Én fizetek.

- Ik ga.
- Ik stap op.

Indulok.

- Ik speelde tennis.
- Ik tenniste.

Teniszeztem.

Ik vertaal, dus ik besta.

Fordítok, tehát vagyok.

- Ik heb betaald.
- Ik betaalde.

- Fizettem.
- Én fizettem.

- Ik heb gehoest.
- Ik hoestte.

Köhögtem.

- Ik boerde.
- Ik heb geboerd.

Böfögtem.

- Ik keek.
- Ik heb gekeken.

Néztem.

- Ik geeuwde.
- Ik heb gegeeuwd.

Ásítottam.

- Ik hielp.
- Ik heb geholpen.

Segítettem.

- Ik heb u gevonden.
- Ik vond jou.
- Ik vond u.
- Ik vond jullie.
- Ik heb jullie gevonden.
- Ik heb je gevonden.
- Ik vond je.

Megtaláltalak.

- Ik hou ervan!
- Ik hou ervan.
- Ik houd ervan.

Imádom!

- Ik ben moe.
- Ik ben slaperig!
- Ik heb slaap!

Álmos vagyok!

- Ik hoorde jou.
- Ik hoorde jullie.
- Ik hoorde u.

- Figyelembe vettem, amit mondtál.
- Hallottalak.

- Ik geloofde je.
- Ik geloofde u.
- Ik geloofde jullie.

Hittem neked.

- Ik vergeef je.
- Ik vergeef u.
- Ik vergeef jullie.

Megbocsátok neked.

- Ik koop tapes.
- Ik koop banden.
- Ik koop cassettes.

Szalagokat veszek.

- Ik vertrouw je.
- Ik vertrouw u.
- Ik vertrouw jullie.

- Bízom benned.
- Megbízom benned.

- Ik ben doodmoe.
- Ik ben doodop.
- Ik ben uitgeput.

Halál fáradt vagyok.

- Ik ben bevooroordeeld.
- Ik ben partijdig.
- Ik ben vooringenomen.

Elfogult vagyok.

- Ik was verdrietig.
- Ik was droevig.
- Ik was bedroefd.

Szomorú voltam.

- Ik ben geschokt.
- Ik ben verbijsterd.
- Ik ben geshockeerd.

Meg vagyok döbbenve.

- Ik heb niets.
- Ik ben schoon.
- Ik ben clean.

Tiszta vagyok.

- Ik ben ongehuwd.
- Ik ben vrijgezel.
- Ik ben single.

- Egyedülálló vagyok.
- Nem vagyok házas.
- Nőtlen vagyok.

- Ik rijd.
- Ik rij.
- Ik ben aan het rijden.

- Én vezetek.
- Vezetek.

- Ik ben arts.
- Ik ben geneesheer.
- Ik ben dokter.

Én orvos vagyok.

- Toen ik wakker werd, was ik verdrietig.
- Ik was verdrietig toen ik opstond.

Amikor felébredtem, szomorú voltam.

- Ik ging naar rechts.
- Ik ging rechtsaf.
- Ik draaide rechtsaf.
- Ik ging rechts.

Jobbra fordultam.

- Ik denk dat ik tendinitis heb.
- Ik denk dat ik een peesontsteking heb.

Azt hiszem, hogy ínygyulladásom van.

- Ik verwachtte problemen.
- Ik voorzag problemen.
- Ik verwachtte moeilijkheden.
- Ik heb problemen voorzien.
- Ik heb moeilijkheden voorzien.

Rosszra számítottam.

- Ik stap op.
- Ik neem ontslag.
- Ik dien mijn ontslag in.
- Ik kap ermee.
- Ik stop ermee.

Föladom.

- Ik heb je gemist.
- Ik heb u gemist.
- Ik heb jullie gemist.
- Ik miste je.
- Ik miste u.
- Ik miste jullie.

Hiányoztál.

- Ik geloof dat ik het heb verstaan.
- Ik geloof dat ik het heb begrepen.

Asszem, vágom.

- Ik weet het niet.
- Dat weet ik niet.
- Ik weet niet.
- Weet ik niet.

- Nem tudom.
- Én nem tudom.

- Ik vond dat ik dat moest doen.
- Ik dacht dat ik dat moest doen.

Úgy gondoltam, muszáj megtennem.

- Ik ben arts.
- Ik ben dokter.
- Ik ben een dokter.

Én orvos vagyok.

- Ik ga dood.
- Ik sterf.
- Ik ben aan het sterven.

Haldoklom.

- Ik was arts.
- Ik was geneesheer.
- Ik was een dokter.

Orvos voltam.

- Ik zal afslanken.
- Ik zal afvallen.
- Ik zal gewicht verliezen.

Fogyni fogok.

- Ik heb gevoetbald.
- Ik speelde voetbal.
- Ik heb voetbal gespeeld.

Fociztam.

- Ik weet het niet.
- Ik weet niet.
- Weet ik niet.

- Mittudomén.
- Nemtom.
- Lövésem sincs.

- Ik ben de eerste.
- Ik ben eerst.
- Ik sta voorop.

Első vagyok.